Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Incident ex artikel 853a Rv . Toewijzing vordering tot overlegging uittreksel van het kadaster te Suriname om vast te stellen of in Suriname onroerend goed aanwezig is/was dat in de huwelijksgoederengemeenschap valt.

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer 200.207.466/01

arrest van 25 april 2017

gewezen in het incident ex artikel 853a Rv in de zaak van

Credis Inkomens-en Vermogensbeheer BV,

gevestigd te [vestigingsplaats] , in de hoedanigheid van bewindvoerder van

[ex-partner van geintimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,,

appellant in de hoofdzaak,

eiser in het incident,

advocaat: mr. M. Timmermans-Roelands te Roosendaal,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde in de hoofdzaak,

verweerster in het incident,

advocaat: mr. S. van Reeven-Özer te Rijen,

op het bij exploot van dagvaarding van 11 oktober 2016 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 13 juli 2016, gewezen door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda tussen appellant – [appellant] – als gedaagde en geïntimeerde – [geïntimeerde] – als eiseres.

1 Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/307991/HAZA 15-771)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2 Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding in hoger beroep;

de memorie in het incident van [appellant] ;

de antwoordmemorie in het incident van [geïntimeerde] ;

Het hof heeft daarna een datum voor arrest in het incident bepaald.

3 De beoordeling

In het incident

3.1.

Voor de beoordeling van de incidentele vordering gaat het hof uit van de volgende feiten:

- [appellant] en [geïntimeerde] zijn op 18 november 2013 met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen.

- Op 1 oktober 2014 heeft [geïntimeerde] een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend.

- Bij beschikking van 22 december 2014 heeft de rechtbank Rotterdam de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De beschikking is op 26 mei 2015 in geschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Rucphen.

3.2.

[geïntimeerde] heeft in de hoofdzaak in eerste aanleg, kort gezegd, gevorderd [appellant] te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen.

[appellant] heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.

3.3.

Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld. Voor zover in dit incident van belang heeft de rechtbank ten aanzien van de door [appellant] gestelde lening aan [geïntimeerde] voor de aanbouw van een woning in Suriname vóór het huwelijk van partijen overwogen dat het in totaal door [appellant] aan [geïntimeerde] betaalde bedrag van € 220.000,00 wordt aangemerkt als een lening van [appellant] aan [geïntimeerde] . De rechtbank heeft voorts overwogen dat deze lening door het huwelijk van partijen in de gemeenschap is gevallen, waartegenover ook de ter zake aan de zijde van [geïntimeerde] ontstane verplichting tot terugbetaling in de gemeenschap is gevallen. Daardoor zijn de vordering èn de schuld teniet gegaan, aldus de rechtbank.

3.4.

In het onderhavige incident vordert [appellant] veroordeling van [geïntimeerde] tot:

I. het verstrekken van inzage in en afschrift van alle bankafschriften over de periode van 30 juli 2009 tot en met 31 oktober 2014 van de volgende rekeningen:

ABN Amro bank met bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 1] t.n.v. [geïntimeerde] ;

ABN Amro bank met bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 2] t.n.v. [geïntimeerde] ;

ABN Amro bank met bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 3] t.n.v. [geïntimeerde] ;

ING bank met bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 4] t.n.v. [geïntimeerde] ;

a. a) primair aan [appellant] , b) subsidiair te deponeren bij het hof, c) meer subsidiair aan een te benoemen deskundige , onder de bepaling dat, indien het gevorderde onder a of b wordt toegewezen, de deskundige de bankafschriften onderzoekt en een overzicht van de gedane relevante overboekingen voorzien van data en bedragen maakt en daaraan een afschrift van de bankafschriften hecht waaruit dit blijkt en waarin de irrelevante transacties onleesbaar zijn gemaakt;

onder de bepaling dat dit arrest ex artikel 3:300 lid 1 BW dezelfde kracht heeft als en in de plaats treedt van een door [geïntimeerde] aan ING Bank N.V. en ABN-AMRO gericht verzoek om de hiervoor genoemde bankafschriften aan [appellant] te verstrekken, althans om alle voornoemde bankafschriften op eerste verzoek aan [appellant] te verstrekken;

II. het binnen zes weken na datum uitspraak overleggen van een uittreksel van het kadaster te Suriname (Domeinkantoor) waarop vermeld of en zo ja welk onroerend goed in bezit is bij [geïntimeerde] op 13 november 2013, 1 oktober 2014 en 26 mei 2015;

III. het binnen zes weken na datum uitspraak overleggen van een uittreksel waarop is vermeld de eigenaar van de vakantiewoning gelegen aan de [adres] te [locatie] , [plaats] in Paramaribo welke woning is vermeld in de in hoger beroep overgelegde advertenties;

het voorgaande op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per dag met een maximum van € 100.000,00 en met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het incident, vermeerderd met rente en nakosten.

[geïntimeerde] heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.

Op de door [appellant] aan zijn vordering ten grondslag gelegde stellingen en het daartegen door [geïntimeerde] gevoerde verweer zal hierna bij de beoordeling verder worden ingegaan.

3.5.

Aan het hof ligt de vraag voor of [appellant] op grond van artikel 843a Rv recht heeft op inzage in en /of afschrift van de door hem genoemde stukken. Bij de beantwoording van die vraag moet worden vooropgesteld dat artikel 843a Rv niet voorziet in een onbeperkt recht op inzage van bescheiden jegens degene die deze bescheiden tot zijn beschikking of in bewaring heeft. Artikel 843a Rv stelt het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden afhankelijk van drie cumulatieve vereisten: de eiser moet (I) een rechtmatig belang hebben bij de inzage, het afschrift of het uittreksel en (II) inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden (III) die een rechtsbetrekking betreffen waarin hij of zijn rechtsvoorganger partij is of was. Is aan deze voorwaarden voldaan, dan bestaat desalniettemin geen gehoudenheid tot overlegging van bescheiden indien daarvoor gewichtige redenen bestaan of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.

Bankafschriften

3.6.1.

Zoals hiervoor overwogen vordert [appellant] in de eerste plaats inzage in of afschrift van bankafschriften van een drietal bankrekeningen op naam van [geïntimeerde] bij de ABN Amro bank en van een bankrekening op naam van [geïntimeerde] bij de ING bank. Het hof begrijpt uit de toelichting van [appellant] op deze vordering dat hij de bankafschriften wenst te ontvangen om na te kunnen gaan waaraan [geïntimeerde] de van [appellant] ontvangen bedragen met een totaal beloop van € 220.000,00 heeft besteed. Uit de mededeling van [appellant] in zijn incidentele memorie dat hij al hetgeen in eerste aanleg heeft aangevoerd handhaaft, leidt het hof af dat [appellant] zich ook in hoger beroep in de hoofdzaak op standpunt stelt dat hij het bedrag van € 220.000,00 aan [geïntimeerde] heeft geleend zodat zij daarvan voor haar ouders in Suriname een woning kon laten bouwen, dat indien [geïntimeerde] de woning daadwerkelijk heeft gerealiseerd, deze woning aan haar dient te worden toebedeeld en de waarde in de verdeling dient te worden betrokken en dat in geval de woning niet is gerealiseerd, de aan [geïntimeerde] verstrekte geldlening door het huwelijk in de gemeenschap valt.

[appellant] stelt dat hij als gevolg van het niet overleggen door [geïntimeerde] van de bankafschriften wordt geschaad in zijn bewijsmogelijkheden om tot een goede verdeling en verrekening van de huwelijksgemeenschap te komen.

3.6.2.

Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] onvoldoende onderbouwd gesteld waarom hij een rechtmatig belang zou hebben bij afgifte van de gevraagde bankafschriften. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van een materieelrechtelijke aanspraak van [appellant] op afgifte van de bankafschriften.

Voorts is het de vraag welk bewijsbelang [appellant] heeft bij de gevraagde bankafschriften. De rechtbank heeft in eerste aanleg overwogen dat zowel het bedrag van de lening als de daartegenover staande verplichting van [geïntimeerde] tot terugbetaling van de lening door het huwelijk van partijen in de gemeenschap zijn gevallen, waardoor de vordering van [appellant] op [geïntimeerde] én de daartegenover staande schuld van [geïntimeerde] aan [appellant] teniet zijn gegaan. [appellant] voert niet aan op welke grondslag hij in hoger beroep zijn vordering baseert.

Voor zover [appellant] met de bankafschriften wenst aan te tonen dat [geïntimeerde] met de ontvangen c.q. geleende gelden een woning in Suriname heeft gekocht, wordt evenmin voldaan aan het vereiste van een rechtmatig belang. Hoezeer overboekingen er ook op zouden kunnen wijzen dat [appellant] de gelden heeft aangewend voor de aankoop dan wel het laten bouwen van een woning in Suriname, zij tonen op zich nog niet aan dat [geïntimeerde] ook daadwerkelijk eigenares is geworden van een woning in Suriname. Daarbij geldt bovendien dat de door [appellant] gewenste informatie ook kan worden gekregen via een minder privacy schendende manier, te weten het (doen) opvragen van een uittreksel van het kadaster te Suriname waaruit zou kunnen blijken dat [geïntimeerde] in de huwelijkse periode onroerend goed in Suriname op haar naam heeft gehad (zie verder hierna).

Het voorgaande betekent dat de vordering tot afgifte van c.q. inzage in de genoemde bankafschriften niet zal worden toegewezen.

Uittreksel Domeinkantoor Suriname

3.7.

[appellant] vordert daarnaast afgifte door [geïntimeerde] van een uittreksel van het kadaster (Domeinkantoor) te Suriname waarop vermeld staat of en zo ja welk onroerend goed/onroerende goederen in bezit is/zijn bij [geïntimeerde] op 18 november 2013, 1 oktober 2014 en 26 mei 2015, dit om na te gaan of [geïntimeerde] eigenares is van onroerend goed in Suriname dat onderdeel is van de huwelijksgoederengemeenschap. [appellant] wijst in dat kader onder meer op advertenties waarin een villa in Parimaribo te huur (producties 2 en 6 bij memorie in het incident) en te koop (productie 5 bij memorie in het incident) wordt aangeboden en waarbij [geïntimeerde] als contactpersoon wordt vermeld en tevens haar telefoonnummer wordt genoemd.

3.7.1.

Het hof stelt voorop dat [appellant] recht heeft op informatie omtrent de samenstelling van de huwelijksgoederengemeenschap. Hieruit kan immers de omvang van een eventuele vordering van [appellant] op de gemeenschap en/of [geïntimeerde] worden afgeleid. Aan [geïntimeerde] kan worden toegegeven dat het enkele feit dat zij met haar telefoonnummer als contactpersoon in de advertenties staat vermeld nog niet aantoont dat zij tevens de eigenares is van de betreffende villa. Daar staat echter tegenover dat tussen partijen vast staat dat [geïntimeerde] in totaal van [appellant] een bedrag van € 220.000,00 heeft ontvangen, dat zij niet, althans onvoldoende heeft betwist dat dit bedrag oorspronkelijk bestemd was voor de bouw c.q. aankoop van een woning in Suriname en dat niet inzichtelijk is waaraan zij dit bedrag anders heeft besteed. Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] voldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit, in onderlinge samenhang bezien, een redelijk vermoeden kan worden afgeleid dat [geïntimeerde] in Suriname onroerend goed in eigendom heeft dat in de huwelijksgoederengemeenschap valt. Het door [appellant] gevraagde uittreksel zou hierover uitsluitsel kunnen geven en is dus relevant voor de vaststelling van de samenstelling van de huwelijksgoederengemeenschap. Door [geïntimeerde] is niet betwist dat alleen personen met een Surinaamse nationaliteit dan wel eigenaren van onroerend goed in Suriname kadastrale uittreksels kunnen opvragen bij het Domeinkantoor te Suriname. Het hof is dan ook van oordeel dat [appellant] een rechtmatig belang heeft bij het gevraagde uittreksel.

Het gevraagde uittreksel is daarnaast voldoende bepaald. Er wordt immers om een concreet aangeduid stuk gevraagd.

Ten slotte wordt naar het oordeel van het hof ook voldaan aan het vereiste dat het stuk waarvan afgifte wordt gevorderd een rechtsbetrekking betreft waarin [appellant] partij is. De gevorderde afgifte is gegrond op de afwikkeling van de inmiddels ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen. De rechtsbetrekking is het deelgenootschap van [appellant] in deze gemeenschap.

3.7.2.

Uit het voorgaande volgt dat ten aanzien van het gevraagde uittreksel van het Domeinkantoor te Suriname waarop vermeld staat of en zo ja welk onroerend goed/onroerende goederen in bezit is/zijn bij [geïntimeerde] op 18 november 2013, 1 oktober 2014 en 26 mei 2015 aan alle vereisten voor het recht op inzage, uittreksel of afschrift van artikel 843a Rv is voldaan. Gesteld noch gebleken is dat er voor [geïntimeerde] gewichtige redenen zijn om de gevorderde afgifte van het uittreksel te weigeren. Evenmin is gesteld of gebleken dat het gevraagde uittreksel uit oogpunt van een behoorlijke rechtspleging kan worden gemist of dat het bewijs van de stelling van [appellant] dat [geïntimeerde] onroerend goed in Suriname heeft dat in de huwelijksgoederengemeenschap valt langs een andere weg kan worden verkregen. Zoals hiervoor al is overwogen, heeft [geïntimeerde] niet betwist dat het gevraagde uittreksel enkel kan worden opgevraagd door personen met een Surinaamse nationaliteit of door eigenaren van onroerend goed in Suriname. Dit betekent dat de vordering tot afgifte van c.q. inzage in het betreffende uittreksel kan worden toegewezen.

3.8.

[appellant] vordert tevens afgifte van een uittreksel waarop de eigenaar staat vermeld van de vakantiewoning die gelegen is aan de [adres] te [locatie] , [plaats] in [plaats] en in de overgelegde advertenties aangeboden wordt. Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] hierbij echter geen rechtmatig belang, nu de vordering tot afgifte van het hiervoor genoemde uittreksel wordt toegewezen en uit dit uittreksel al kan worden afgeleid of de vakantiewoning op de betreffende data eigendom was van [geïntimeerde] was en onderdeel uitmaakt van de huwelijksgoederengemeenschap. De incidentele vordering zal op dit punt dus worden afgewezen.

3.9.

Gelet op het bovenstaande zal [geïntimeerde] worden veroordeeld om aan [appellant]

een uittreksel van het kadaster (Domeinkantoor) te Suriname te overleggen waarop vermeld staat of en zo ja welk onroerend goed in bezit was bij [geïntimeerde] op 18 november 2013, 1 oktober 2014 en 26 mei 2015. Het hof acht het aannemelijk dat hiermee de nodige tijd zal zijn gemoeid en zal hieraan een termijn van acht weken, zoals gewenst door [geïntimeerde] , verbinden. Het hof gaat ervan uit dat [geïntimeerde] het uittreksel aan [appellant] zal afgeven. [geïntimeerde] heeft in haar antwoordmemorie in het incident aangegeven dat zij een door het hof in het kader van dit incident gegeven verplichting zal nakomen. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om aan de veroordeling de door [appellant] gevorderde dwangsom te verbinden.

Het hof zal de veroordeling, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

De overige vorderingen in het incident zullen, zoals al overwogen, worden afgewezen.

3.10.

Nu partijen in dit incident over en weer in het gelijk zijn gesteld, zal het hof de proceskosten van dit incident aldus compenseren dat ieder de eigen kosten draagt.

In de hoofdzaak

3.11.

De zaak wordt naar de rol van 6 juni 2017 verwezen voor memorie van grieven aan de zijde van [appellant] . Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4 De beslissing

Het hof:

in het incident:

veroordeelt [geïntimeerde] om binnen acht weken na datum van dit arrest aan [appellant] te overleggen een uittreksel van het kadaster te Suriname (Domeinkantoor) waarop vermeld staat of en zo ja welk onroerend goed in bezit van [geïntimeerde] was op 18 november 2013, 1 oktober 2014 en 26 mei 2015;

verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

compenseert de kosten van dit incident aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;

wijst de overige vorderingen af;

in de hoofdzaak:

verwijst de zaak naar de rol van 6 juni 2017 voor memorie van grieven aan de zijde van [appellant] ;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, O.G.H. Milar en P.P.M. Rousseau en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 25 april 2017.

griffier rolraadsheer


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature