E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:PHR:1995:1
Parket bij de Hoge Raad, 101.972

Inhoudsindicatie:

Verklaringsvrijheid verdachte, art. 29.1 Sv. Slagende bewijsklacht doodslag. Hof heeft kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte tot het bewijs gebezigd en daarbij betrokken dat zij heeft geweigerd antwoord te geven op de vraag waarom zij tegenover de politie een onjuiste verklaring heeft afgelegd. Kan kennelijke leugenachtigheid van verklaring van verdachte mede worden gebaseerd op omstandigheid dat verdachte heeft geweigerd te antwoorden op een bepaalde vraag? Omstandigheid dat verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf, mede gelet op art. 29.1 Sv, niet tot het bewijs bijdragen. Dat brengt echter niet mee dat de rechter nooit aan de weigering van verdachte om op bepaalde vragen te antwoorden enig gevolg zou mogen verbinden. Wanneer verdachte een Meer en Vaart-verweer voert, kan de omstandigheid dat hij weigert te antwoorden op nadere vragen m.b.t. de door hem gestelde gang van zaken bijdragen aan de verwerping van dat verweer. Indien een rechter een verklaring van verdachte tot het bewijs bezigt o.g.v. zijn oordeel dat die verklaring kennelijk leugenachtig is en is afgelegd ter bemanteling van de waarheid, moet zodanig oordeel voldoende grondslag kunnen vinden in de vastgestelde f&o, vervat in een of meer andere b.m. Gelet hierop kon het Hof aan zijn oordeel dat de verklaring van verdachte leugenachtig is en is afgelegd om de waarheid te bemantelen, niet mede ten grondslag leggen dat verdachte ttz. in h.b. heeft geweigerd te antwoorden op de vraag waarom zij tegenover de politie een onjuiste verklaring heeft afgelegd.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie