U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Uitgaansgeweld. Beoefenaar vechtsport wordt veroordeeld ter zake van medeplegen van zware mishandeling. Slachtoffer is bewusteloos geslagen en heeft zijn kaak gebroken.

Uitspraak



RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer: 03/700426-15

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 november 2016

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboortegegevens verdachte] ,

wonende te [adresgegevens verdachte] .

De verdachte wordt bijgestaan door mr. Th. Boumans, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 oktober 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:

heeft geprobeerd samen met anderen [slachtoffer] te doden, dan wel met anderen [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel deel uit heeft gemaakt van een groep die geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] door hem te slaan in het gezicht en te trappen tegen het hoofd.

3 De beoordeling van het bewijs

3.1.

Het standpunt van de officier van justitie

De verdachte dient volgens de officier van justitie van het primair en subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.

De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde - te weten de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel - heeft begaan. Zij heeft daarbij verwezen naar de zich in het dossier bevindende stukken, betreffende het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 19 oktober 2016. De verdachte dient van medeplegen te worden vrijgesproken omdat een nauwe en bewuste samenwerking niet kan worden vastgesteld.

Het beroep op noodweer en noodweerexces dient te worden verworpen. Gelet op de verklaring van de beveiligingsmedewerker van het café was geen sprake van een noodweersituatie. Mocht er toch sprake zijn geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, dan was deze voorbij op het moment dat de verdachte buiten het café de klap uitdeelde waardoor het slachtoffer bewusteloos op de grond viel.

Een beroep op noodweer omdat verdachte zijn neef [medeverdachte 1] zou moeten hebben verdedigen dient eveneens te worden verworpen. Het verhaal van de verdachte dat zijn neef zou worden bedreigd door de aangever met een glas of met een afgebroken fles wordt niet ondersteund door het relaas van de verbalisanten. Evenmin wordt deze verklaring ondersteund door hetgeen de camera heeft geregistreerd.

3.2.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman stelt zich op het standpunt dat de klap die de verdachte buiten het café aan het slachtoffer heeft gegeven niet valt te classificeren als een poging tot doodslag, omdat de verdachte niet met een voorwerp heeft geslagen. Evenmin is er sprake van zware mishandeling. De verdachte kan wel worden verweten dat hij het slachtoffer heeft mishandeld, aldus de raadsman. Gelet op het vorenstaande dient de verdachte te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Eenvoudige mishandeling is immers niet aan verdachte tenlastegelegd.

De verdachte heeft het slachtoffer een klap op het hoofd gegeven. Om die reden dient voor een gedeelte van de tenlastelegging eveneens vrijspraak te volgen. Immers het causale verband tussen de klap en het letsel zoals opgenomen in de tenlastelegging ontbreekt.

Voorts dient de verdachte te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen. De klap betrof een op zichzelf staande gedraging van de verdachte.

De verdachte is in het café met een scherp voorwerp op zijn hoofd geslagen. Hij heeft hierdoor een bloedende hoofdwond opgelopen. Hij heeft vanuit een ooghoek waargenomen dat zijn neef [medeverdachte 1] door de aangever werd bedreigd met een glas. Daarom heeft hij de aangever geslagen. Er is sprake van een noodzakelijke verdediging van eigen of andermans - [medeverdachte 1] - lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Omdat de verdachte uit noodweer heeft gehandeld dient vrijspraak te volgen.

Indien het door verdachte gebruikte middel disproportioneel zou worden bevonden, dan doet de verdediging een beroep op noodweerexces. De grenzen van de noodzakelijke verdediging zijn immers overschreden als onmiddellijk gevolg van een hevige gemoedsbeweging. Deze gemoedsbeweging is veroorzaakt doordat het slachtoffer in het café de verdachte eerst heeft verwond en door hetgeen de verdachte daarna buiten heeft waargenomen, namelijk de bedreiging met het glas. De verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

3.3.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank baseert haar oordeel over hetgeen bewezen zal worden verklaard op de navolgende redengevende feiten en omstandigheden.

Bewijsmiddelen

Aangever [slachtoffer] ging op 22 augustus 2015 omstreeks middernacht naar discotheek [naam cafe] te Heerlen. Daar binnen werd hij op enig moment aangesproken door een hem onbekende man, die op een boze manier aan hem vroeg: “Waarom heb je met mijn vrouw staan praten”? Aangever omschreef de man later als volgt: hij had een kaal hoofd, klein beetje baardgroei, blanke man, in de leeftijd van 25-26 jaar, ongeveer 1.65 meter, Nederlands sprekend. In het ziekenhuis werd aangever bezocht door vrienden die hem een foto van deze man hebben laten zien. [slachtoffer] zag dat deze man kickbokser was en [verdachte] heet. Nadat [slachtoffer] door die [verdachte] was aangesproken is hij naar een vriend van [verdachte] gegaan. Hij heeft toen tegen die vriend van [verdachte] gezegd: “Praat met je vriend, ik heb niets gedaan”. Daarna kreeg aangever een klap van [verdachte] . Ook van de vriend van [verdachte] kreeg aangever een klap. [verdachte] heeft hem nog een keer geslagen. Wat er daarna precies is gebeurd weet hij niet meer. Hij werd wakker in het ziekenhuis.

Getuige [getuige 1] stond op 23 augustus 2015 als portier aan de voordeur van discotheek [naam cafe] in Heerlen. Op een gegeven moment kwamen er mensen van het café naar de rokersruimte. [getuige 1] omschrijft enkelen van hen als volgt:

“Persoon 1 in deze verklaring: man, Turks of Marokkaans uiterlijk, leeftijd ongeveer tegen de 50 jaar, normaal postuur, ongeveer 160-165 centimeter groot, droeg donkerkleurige jeansbroek, een shirt of hemd met meerdere kleuren, kort zwart-/grijskleurig haar. Hij is een vaste klant van ons en ik herken hem omdat hij klein is. Dit is de persoon die ik later in dit verhaal bewusteloos op de grond zag liggen.

Persoon 2: man, blank, leeftijd ongeveer tussen de 25 en 30 jaar, normaal slank postuur, ongeveer tussen de 180 centimeter en 185 centimeter groot, droeg een lichtkleurige jeansbroek en een grijs gestreept hemd, kaal hoofd.”

De portier hoorde dat er een discussie gaande was. Persoon 2 zei tegen persoon 1 dat hij aan zijn vriendin had gezeten. Persoon 2 is degene die persoon 1 heeft mishandeld. Persoon 2 heet [verdachte] of [verdachte] . Persoon 2 sloeg persoon 1 met zijn rechter gebalde vuist op het linker oog. Dit gebeurde met kracht. Het was een goede stoot, volgens de getuige. De getuige heeft verklaard dat hij zelf een geoefende vechter is en een sportschool heeft. Even later kwam persoon 2 weer van binnen uit het café de rokersruimte ingelopen met drie andere personen. Allen kwamen weer op persoon 1 aflopen. Zonder dat er iets besproken werd, begonnen persoon 2 en een andere persoon op persoon 1 in te slaan. Persoon 1 werd getrapt en geslagen en naar de grond gewerkt. Toen persoon 1 op de grond lag bleven persoon 2 en de andere persoon op persoon 1 inslaan en trappen. Deze stoten en trappen waren met kracht. Persoon 1 had geen schijn van kans tegen deze twee personen. Dit duurde ongeveer een seconde of 5 à 6. Hierna is persoon 1 weer naar buiten gegaan en daar escaleerde het helemaal. Op enig moment lag persoon 1 bewusteloos op de grond.

In het onderzoek is ook een getuige met de naam [getuige 2] gehoord. De getuige [getuige 2] is een bekende van aangever. [getuige 2] was die avond op stap in café [naam cafe] . Op een gegeven moment was er een ruzie tussen drie mannen en aangever. Deze mannen waren op aangever in aan het slaan. Bij de mannen die aangever aan het slaan waren, was er een bij met een kale kop. De getuige kan met zekerheid zeggen dat deze aangever een aantal keren heeft geslagen. Hij zag aan het slaan van de kale man dat deze duidelijk geoefend was in een of andere vechtsport. Op een gegeven moment zijn aangever en die andere mannen naar buiten gewerkt. Binnen had het ongeveer twee minuten geduurd.

Ter zitting heeft verdachte bevestigd dat hij de vechtsport mixed martial arts beoefent en in deze sport kampioen is geweest. Hij heeft aangever buiten op straat een klap gegeven. Hij gaf hem een slag van de zijkant. Het was zijn bedoeling om aangever uit te schakelen.

De gebeurtenissen op straat voor café [naam cafe] in Heerlen in de vroege ochtend van 23 augustus 2015 zijn met behulp van bewakingscamera’s vastgelegd. De vastgelegde beelden zijn op de terechtzitting van 19 oktober 2016 bekeken. Op de beelden is te zien wat er gebeurt nadat aangever en verdachte vanuit [naam cafe] naar buiten zijn gegaan. Verschillende personen belagen aangever, waaronder een persoon met een op een riem gelijkend voorwerp in zijn hand. Deze laatste persoon haalt met kracht uit naar aangever.

Medeverdachte [medeverdachte 1] is als getuige bij de rechter-commissaris gehoord. [medeverdachte 1] was op stap met verdachte. Verdachte kreeg in café [naam cafe] een woordenwisseling met aangever. Toen verdachte naar buiten liep is [medeverdachte 1] met hem meegelopen. [medeverdachte 1] heeft zijn riem gepakt en heeft in de richting van aangever geslagen.

Op de vastgelegde beelden van cameratoezicht in Heerlen is te zien dat verdachte de aangever van achteren benadert en hem dan van rechts opzij tegen het hoofd slaat. Daarna valt het slachtoffer op de grond en blijft roerloos liggen. In hun proces-verbaal van bevindingen beschrijven verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de klap die verdachte aan aangever geeft alsmede het letsel dat zij op straat waarnemen bij de bewusteloos geslagen man. Hij had meerdere verwondingen in het gezicht. Hij had gezwollen ogen. Zijn gezicht was op meerdere plekken bebloed en begon op te zwellen.

Op 2 oktober 2016 heeft M.W.G. Govaerts een rapport opgemaakt van zijn forensisch medisch onderzoek bij aangever. Op basis van een gesprek met verdachte en de medische documentatie concludeert hij dat er bij het slachtoffer op 23 augustus 2015 sprake was van letsel aan het hoofd en aan de borstkas zoals botbreuken (waaronder een gebroken kaak), gebitbeschadiging, kneuzingen, een klaplong en onderhuidse bloeduitstortingen. Aangever ondervindt nog steeds pijn aan de ribben en bij het kauwen van hard voedsel. Alle letsels kunnen verklaard worden als gevolg van toegebracht mechanisch geweld zoals slaan, stompen en schoppen. Aangever heeft als gevolg van het incident zeer waarschijnlijk een posttraumatische stressstoornis opgelopen.

Vrijspraak

De rechtbank acht het aan verdachte onder primair tenlastegelegde medeplegen van poging tot doodslag door het slachtoffer met geschoeide voet tegen het hoofd te trappen niet wettig en overtuigend bewezen. Het slachtoffer is weliswaar tegen het hoofd geschopt, maar niet door verdachte. Eén trap met geschoeide voet tegen het tegen het hoofd acht de rechtbank onvoldoende voor bewezenverklaring van poging tot doodslag, temeer omdat niet is gebleken dat die trap tot enig letsel heeft geleid.

Bewezenverklaring

Aan de verdachte is onder subsidiair tenlastegelegd het medeplegen van zware mishandeling. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit in de vorm van het plegen van een feit in vereniging kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit het dossier leidt de rechtbank over de betrokkenheid van verdachte bij het subsidiair tenlastegelegde het volgende af.

Verdachte heeft aangever op 23 augustus 2015 verschillende malen geslagen en getrapt. Eerst gebeurde dat binnen in de rokersruimte van café [naam cafe] en daarna buiten op straat. Binnen heeft hij aangever geslagen nadat hij ruzie met aangever had gezocht omdat aangever met zijn vrouw zou hebben gepraat. Vervolgens heeft hij aangever samen met een andere persoon nog eens geslagen en getrapt. Dat blijkt uit de verklaringen van aangever zelf, die beschrijft hoe hij geslagen werd, en uit de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . [getuige 1] beschrijft de mishandelende persoon als een kale man en noemt hem bij de naam, [verdachte] of [verdachte] , wat vrijwel gelijkluidend is aan de naam van verdachte. Uit de verklaringen van de beide getuigen komt naar voren dat de kale man de aangever binnen heeft geslagen en later heeft getrapt en dat de kale man een geoefende vechter is. [verdachte] is kampioen geweest in de vechtsport mixed martial arts en is derhalve een geoefende vechter. Aangever herkent hem later van een foto. Beide getuigen verklaren dat aangever in het café ook nog door tenminste één andere persoon werd geslagen en getrapt. Vervolgens zijn de betrokkenen naar buiten gegaan, alwaar de schermutselingen zich hebben voortgezet. Uit de camerabeelden blijkt dat ook daar meerdere personen zich tegen aangever hebben gekeerd. Op straat heeft verdachte naar hij erkent aangever uiteindelijk ‘uitgeschakeld’, door als geoefende vechter aangever van achteren zo hard te slaan dat aangever bewusteloos is geraakt en op de grond is gevallen. Naar eigen zeggen sloeg verdachte aangever ter bescherming van één van de andere personen, namelijk de medeverdachte [medeverdachte 1] . Net voordat verdachte de aangever een klap gaf had medeverdachte [medeverdachte 1] de aangever met een riem aangevallen. De rechtbank heeft de door verdachte gegeven klap, het direct daarna op de grond vallen van aangever en het roerloos blijven liggen van aangever gezien op de ter terechtzitting vertoonde camerabeelden.

Verdachte heeft aangever hard op de rechter zijkant van het gezicht geslagen. Juist aan deze kant bleek later de kaak van aangever te zijn gebroken. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn klap dit letsel heeft veroorzaakt. De rechtbank acht niet waarschijnlijk dat de kaakbreuk bij aangever het gevolg is van de door de medeverdachte [medeverdachte 2] aan aangever gegeven trap nadat aangever op de grond was terechtgekomen. Verbalisant [verbalisant 1] heeft immers gezien dat [medeverdachte 2] de aangever tegen diens kruin heeft getrapt.

Uit de geschetste gang van zaken leidt de rechtbank af dat de aangever zowel binnen als buiten het café in een aaneengeschakelde reeks van gebeurtenissen door verdachte en één van de medeverdachten is mishandeld, met diverse letsels tot gevolg, en dat dit een climax bereikt op het moment dat verdachte de aangever bewusteloos slaat. Dat betekent dat er sprake is van bewuste en nauwe samenwerking. De rechtbank duidt het met een slag in het gezicht toebrengen van een kaakfractuur aan als het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.

De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 23 augustus 2015 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een kaakfractuur, heeft toegebracht door deze [slachtoffer] (met gebalde vuist) in het gezicht te slaan.

Noodweer(exces)

De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer en noodweerexces. Een beroep op noodweer kan alleen al niet slagen omdat het juist aangever was die zich teweer heeft moeten stellen tegen een overmacht aan aanvallers, waaronder een zeer deskundige mixed martial arts-vechter. Maar ook uit de overige omstandigheden blijkt niet van een noodweersituatie. Verdachte keerde nota bene terug naar het geweld na een kort gesprek met twee politieagenten om direct hierop de klap in het gezicht aan het slachtoffer uit te delen. Verdachte zocht aangever dus op. Dat sluit uit dat hij handelde om zichzelf te beschermen. Er was evenmin sprake van een acute, dreigende wederrechtelijke aanranding van medeverdachte [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] had het gevecht gezocht met aangever en werd – zo blijkt uit de camerabeelden - daarna zelfs door omstanders in bedwang gehouden omdat hij zich anders richting aangever zou begeven. Dat duidt geenszins op een dreigende situatie voor [medeverdachte 1] . Verdachte had ook om de assistentie van de politieagenten kunnen vragen. Maar er was geen sprake van een noodweersituatie en derhalve evenmin van een noodweerexcessituatie. Dat er sprake zou zijn van een putatieve noodweersituatie omdat [medeverdachte 1] zou zijn gevallen en met een scherp voorwerp werd bedreigd, zoals verdachte heeft aangevoerd, is in tegenspraak met wat op de camerabeelden te zien is. De rechtbank hecht daaraan dan ook geen geloof en verwerpt ook dit verweer.

3.4.

De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte

op 23 augustus 2015 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een kaakfractuur heeft toegebracht, door deze [slachtoffer] (met gebalde vuist) in het gezicht te slaan.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:

Subsidiair:

medeplegen van zware mishandeling.

Hiervoor heeft de rechtbank het beroep van verdachte op noodweer verworpen. Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5 De strafbaarheid van de verdachte

Hiervoor heeft de rechtbank het beroep van verdachte op noodweerexces verworpen. Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. Verdachte is derhalve strafbaar.

6 De straf

6.1.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van het voorarrest.

6.2.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de duur van het voorarrest.

6.3.

Het oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

De rechtbank overweegt meer in het bijzonder als volgt. De verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan het plegen van een zware mishandeling. Deze zware mishandeling vond plaats in de directe nabijheid van een uitgaansgelegenheid. Ten tijde van de zware mishandeling bevonden zich veel mensen op straat. Zij waren ongevraagd getuige van uitgaansgeweld. De verdachte heeft samen met een ander (met gebalde vuist) [slachtoffer] in het gezicht geslagen. De verdachte heeft bewust de confrontatie met zijn slachtoffer gezocht. Dit soort geweld heeft niet alleen negatieve impact op het directe slachtoffer en op de getuigen van dit geweld, maar ook op de samenleving in het algemeen. Het gevoel van onveiligheid neemt door dit soort incidenten toe.

De algemene ervaring leert dat slachtoffers van geweldsmisdrijven niet alleen nog lang last kunnen hebben van toegebracht fysiek letsel, maar ook nog lange tijd de psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Dat is in deze zaak ook gebleken. Niet alleen ondervindt het slachtoffer nog steeds fysieke gevolgen van de aanval maar kampt hij ook met psychische klachten als gevolg van de gebeurtenissen in de vroege ochtend van 23 augustus 2015. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan, zoals zij het de verdachte ook zwaar aanrekent dat hij kennelijk totaal geen respect heeft voor de lichamelijke integriteit van de ander en ook geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn daad. Dat is temeer zo omdat van verdachte als geoefend beoefenaar van de vechtsport een grotere mate van verantwoordelijkheid mag worden verwacht dan van anderen die bij een ruzie betrokken raken. Die verantwoordelijkheid heeft hij niet genomen. Verdachte heeft zijn agressie onbeteugeld botgevierd op een slachtoffer dat hier totaal niet op bedacht was.

De rechtbank heeft voor het bepalen van de strafmaat aansluiting gezocht bij de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht gehanteerde oriëntatiepunten. De rechtbank ziet aanleiding om van deze oriëntatiepunten af te wijken. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat de verdachte een geoefend vechtsporter is, een strafblad heeft met geweld en dat hij binnen twee jaar nadat hij uit detentie kwam wederom een geweldsdelict heeft begaan. Tenslotte weegt de rechtbank mee dat het slachtoffer nog steeds de negatieve gevolgen van de zware mishandeling ondervindt.

Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit is de rechtbank van oordeel dat uit het oogpunt van vergelding en generale preventie een gevangenisstraf de enige passende sanctie is. De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Daarmee beoogt de rechtbank herhaling door de verdachte te voorkomen. Met de oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt derhalve enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en anderzijds wordt de strafoplegging mede dienstbaar gemaakt aan het voorkomen dat strafbare feiten worden gepleegd.

Alles overwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren moet worden opgelegd.

7 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht .

8 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit;

Bewezenverklaring

verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;

spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;

verklaart de verdachte strafbaar;

Straf

veroordeelt de verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde feit tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

- bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;

- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Klifman, voorzitter, mr. P. van Blaricum en

mr. R. Verkijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 2 november 2016.

BIJLAGE I: De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat

hij op of omstreeks 23 augustus 2015 in de gemeente Heerlen

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

[slachtoffer]

opzettelijk

van het leven te beroven,

met voornoemd opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met geschoeide voet)

tegen het hoofd heeft getrapt,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of

zou kunnen leiden, dat:

hij op of omstreeks 23 augustus 2015 in de gemeente Heerlen

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

aan [slachtoffer]

opzettelijk

zwaar lichamelijk letsel, te weten een kaakfractuur en/of een gebroken rib

en/of een (gedeeltelijke) klaplong, heeft toegebracht, door deze [slachtoffer]

meermalen, althans eenmaal (met gebalde vuist) (in het gezicht) te slaan

en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal (met geschoeide voet) tegen het

hoofd te trappen;

meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:

hij op of omstreeks 23 augustus 2015 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door

verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe

te brengen, met voornoemd opzet die [slachtoffer] eenmaal (met kracht) met een vuist (tegen de

zijkant van) het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf

niet is voltooid;

meest subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:

hij op of omstreeks 23 augustus 2015 in de gemeente Heerlen

openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Pancratiusstraat,

in vereniging

geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ,

welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal (met gebalde vuist)

slaan (in het gezicht) en/of (vervolgens) het meermalen, althans eenmaal (met

geschoeide voet) trappen tegen het hoofd.

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg district Parkstad, proces-verbaalnummer BVH 2015158285, gesloten d.d. 10 oktober 2015 doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 123.

Proces-verbaal van aangifte, p. 63.

Proces-verbaal van aangifte, p. 64.

Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 49.

Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 50.

Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 49.

Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 50.

Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 51.

Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 46.

Verklaring ter zitting op 19 oktober 2016.

Delen 1 en 2 van de camerabeelden bekeken ter terechtzitting (in totaal drie delen), als weergegeven in het proces-verbaal van de zitting op 19 oktober 2016.

Deel 2 van de camerabeelden bekeken ter terechtzitting (in totaal drie delen), als weergegeven in het proces-verbaal van de zitting op 19 oktober 2016.

Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris op 9 maart 2016 van getuige [medeverdachte 1] , p. 2.

Deel 3 van de camerabeelden bekeken ter terechtzitting (in totaal drie delen), als weergegeven in het proces-verbaal van de zitting op 19 oktober 2016.

Proces-verbaal van bevindingen, p. 17.

Rapportage van een forensisch medisch onderzoek door M.W.G. Govaerts van 2 oktober 2016.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature