Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. Hij heeft samen met zijn medeverdachte en opzettelijk een grote hoeveelheid hennep geteeld, bewerkt en verwerkt in een speciaal daartoe (door medeverdachte) gehuurde hal. De kwekerij was professioneel en grootschalig ingericht. Daarnaast heeft verdachte samen met zijn medeverdachte door middel van braak en verbreking een hoeveelheid elektriciteit en een hoeveelheid water weggenomen.

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, plus een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uur en een geldboete van 5000 euro.

Uitspraak



Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht

Zittingsplaats Almelo

Parketnummer: 08/952109-14

Datum vonnis: 8 november 2016

Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] ,

wonende te [woonplaats 1] , [adres] .

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 augustus 2015, 27 januari 2016, 19 juli 2016 en 25 oktober 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. K.J.L. de Valk en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1: al dan niet samen met een ander en in de uitoefening van zijn beroep of als bedrijf

een grote hoeveelheid hennep heeft geteeld;

feit 2: al dan niet samen met een ander en door middel van braak en/of verbreking een

hoeveelheid elektriciteit heeft weggenomen;

feit 3: al dan niet samen met een ander en door middel van braak en/of verbreking een

hoeveelheid water heeft weggenomen.

Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:

hij op of omstreeks 12 februari 2014 te Almelo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereíd en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan het [bedrijvenpark] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1787 hennepplanten en/of 530 moederhennepplanten en/of 4780 hennepstekken, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, zulks terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf als zijn beroep of als een bedrijf heeft uitgeoefend, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 1787 hennepplanten en/of 530 moederhennepplanten en/of 4780 hennepstekken, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);

hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 december 2013 tot en met 12 februari 2014 te Almelo, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken);

hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 december 2013 tot en met 12 februari 2014 te Almelo, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid water, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Vitens, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de watermeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een wateraansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken).

3 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

4 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5. De beoordeling van het bewijs

5.1

De standpunten van de officier van justitie en de verdediging

De officier van justitie concludeert op basis van het aantreffen van een hennepkwekerij in het pand aan het [bedrijvenpark] te Almelo, het onderzoek door de politie ter plaatse en de aangetroffen facturen in de Mercedes Vito van verdachte tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit. Voorts concludeert de officier van justitie op basis van het onderzoek door de politie ter plaatse en de aangiftes van Enexis en Vitens tot bewezenverklaring van het onder 2 respectievelijk het onder 3 ten laste gelegde feit.

De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte integraal vrijgesproken behoort te worden. Naar zijn mening is onvoldoende overtuigend bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde te komen.

5.2

De bewijsoverwegingen van de rechtbank

Algemeen

Op 12 februari 2014 wordt een hennepkwekerij aangetroffen in het pand aan het [bedrijvenpark] te Almelo. Dit pand is per 1 juli 2013 door [naam 1] aan medeverdachte [medeverdachte] verhuurd.

Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dit pand te hebben gehuurd voor de opslag van klein handgereedschap voor de wegenbouw en voor het opknappen van een aanhangwagen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in het pand technische ondersteuning heeft geboden bij het opknappen van een aanhangwagen.

De verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] relateren in hun proces-verbaal d.d. 12 februari 2014 dat het pand aan het [bedrijvenpark] te Almelo bestaat uit een werkhal (a) die door middel van een groene scheidingswand afgescheiden is van een tweede hal (b). Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] relateren in hun proces-verbaal d.d. 21 februari 2014 dat in de werkhal (a) diverse stellingen staan. Op de stelling die tegen de groene scheidingswand aan staat, liggen en staan diverse goederen. Op de bodem van deze stelling staan diverse lege watervaten op een palletwagen. Achter deze watervaten constateren de verbalisanten in de scheidingswand een toegangsdeur met een draaimechanisme. Op de toegangsdeur treffen de verbalisanten een klein houten klosje op een spijker c.q. schroef aan. Nadat de verbalisanten het klosje omhoog hebben gedaan en tegen de toegangsdeur met draaimechanisme hebben geduwd, treffen zij een andere hal (b) aan. De verbalisanten relateren dat de toegangsdeur alleen van hen kon worden afgeduwd. In de hal (b) treffen de verbalisanten vervolgens vier kweekruimtes met hennepplanten aan. Tevens treffen zij een voedingsruimte, een ruimte voor moederhennepplanten en een ruimte voor hennepstekken aan. De verbalisanten treffen in de eerste kweekruimte (1) 512 hennepplanten aan. In de tweede (3), derde (4) en vierde (6) kweekruimte treffen zij respectievelijk 425, 435 en 415 hennepplanten aan. Voorts treffen de verbalisanten in de ruimte voor hennepstekken (2) 4.780 hennepstekken aan. In de ruimte voor moederhennepplanten (5) treffen zij 530 moederhennepplanten aan.

Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij het deel van hal waar de kwekerij is aangetroffen sinds augustus/september 2013 ten behoeve van opslag en overslag heeft onderverhuurd aan ‘ene [naam 2] ’. Een (onder)huurovereenkomst ontbreekt. Evenmin beschikte hij over contactgegevens van deze persoon. De huurbetaling geschiedde contant. Vaak werd deze door de brievenbus werd gegooid. Medeverdachte [medeverdachte] heeft voorts verklaard dat deze persoon zijn paspoort in onderpand heeft gegeven. Onder verdachte is een paspoort in beslag genomen van [naam 2] . Verdachte heeft, getoond de foto in het paspoort, later verklaard dat hij voor 95 à 100 procent zeker weet dat dit de man is aan wie medeverdachte [medeverdachte] de hal heeft verhuurd. Medeverdachte [medeverdachte] zelf verklaart dit voor 75 procent zeker te weten. [naam 2] blijkt in [woonplaats 2] , Limburg, te wonen en niet in Twente te hebben gewoond. Er is geen relatie met deze streek bekend geworden. Hij is op 13 en 14 februari 2014 door de politie gehoord ter zake van de aangetroffen hennepkwekerij in het pand aan het [bedrijvenpark] te Almelo. [naam 2] heeft daarbij een ontkennende verklaring afgelegd ten aanzien van zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerij en voorts verklaard dat hij geen connecties in Almelo dan wel het oosten van het land heeft. Zijn paspoort heeft hij niet afgegeven aan verdachte of medeverdachte. Hij vermiste zijn paspoort al geruime tijd en gebleken is dat hij daarvan aangifte had gedaan bij de politie.

Op 12 februari 2014 is onder verdachte zijn Mercedes Vito, gekentekend [kenteken] , in beslag genomen. Verbalisant [verbalisant 1] relateert in zijn proces-verbaal d.d. 2 oktober 2014 dat bij het onderzoek naar de Mercedes Vito verschillende documenten zijn aangetroffen, waaronder een factuur van Raab Karcher Nederland met betrekking tot de aanschaf van 110 tempexplaten, een nota van Tuincentrum [naam 3] B.V. met betrekking tot de aanschaf van in totaliteit 300 tonkinstokken en een factuur van Boels Verhuur B.V. met betrekking tot de huur van een betonslijper en een bouwdroger. Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij de tempexplaten heeft aangeschaft ten behoeve van zijn eigen woning en dat hij de betonslijper eveneens ten behoeve van zijn eigen woning heeft gehuurd. Verdachte verklaart dat hij zich van de gehuurde bouwdroger niets kan herinneren. Voorts heeft verdachte bij de politie en ter zitting verklaard dat hij de tonkinstokken ten behoeve van een broeikas heeft aangeschaft voor de heer [naam 4] . Ter zitting heeft verdachte verklaard dat de heer [naam 4] hem heeft verzocht om voor € 50,-- aan tonkinstokken te kopen. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij voor € 60,-- aan tonkinstokken heeft gekocht en dat hij daarover een aanvullend winstpercentage rekent. De heer [naam 4] heeft per e-mailbericht verklaard dat verdachte bij hem in de tuin heeft gewerkt en dat hij met zijn kraan bomen heeft verwijderd en de tuin heeft gladgemaakt.

Nader onderzoek naar de factuur van Boels leert dat verdachte op 22 januari 2014 een tweetal bouwdrogers bij Boels Verhuur B.V. te Almelo heeft gehuurd. Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij bouwdrogers bij Boels Verhuur B.V. heeft gehuurd. Verdachte heeft verklaard dat hij deze bouwdrogers voor medeverdachte [medeverdachte] heeft gehuurd en dat hij niet wist waarvoor medeverdachte [medeverdachte] deze bouwdrogers nodig had, maar dat hij de bouwdrogers vervolgens in de werkhal van medeverdachte [medeverdachte] heeft neergezet. Medeverdachte [medeverdachte] verklaart bij de politie niets af te weten van de door verdachte gehuurde bouwdrogers. Verdachte heeft vervolgens bij de politie verklaard dat hij de bouwdrogers heeft gehuurd wegens waterlekkage, hetgeen hij ter zitting heeft bevestigd. Verbalisant [verbalisant 7] relateert in zijn proces-verbaal d.d. 20 maart 2014 dat in de derde kweekruimte (4) twee bouwdrogers zijn aangetroffen, welke gehuurd bleken te zijn bij Boels Verhuur B.V., en dat uit onderzoek is gebleken dat de huurovereenkomst op naam van verdachte staat. Voorts relateert verbalisant [verbalisant 1] in zijn proces-verbaal d.d.

2 oktober 2014 dat de serienummers op de aangetroffen bouwdromers, te weten 11322-0049 en 11322-0577, overeenkomen met de serienummers op de huurovereenkomst. Verdachte heeft hier geen verklaring voor.

De verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 5] relateren in hun proces-verbaal d.d. 21 februari 2014 dat bij het onderzoek in het pand aan het [bedrijvenpark] te Almelo door de fraude-inspecteur van netbeheerder Enexis is vastgesteld dat het elektriciteitsnetwerk is vernield en beschadigd. Enexis heeft aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit. De verbalisanten constateren dat de stroomvoorziening van de kweekruimtes rechtstreeks vanaf de hoofdkabel aan de straatzijde is afgetakt. Vanaf de kweekruimtes in de ene werkhal (b) constateren zij een stroomkabel die bovenlangs vanaf de kweekruimtes uitkomt in de andere werkhal (a) waar verdachte en medeverdachte [medeverdachte] gebruik van maken. Aldaar stellen zij vast dat de stroomkabel naar beneden loopt en in de vloer van de werkhal (a) verdwijnt. In het gedeelte van de werkhal (a) is een groot gat gezaagd, waarbij de kabel naar beneden loopt. Op deze plek worden twee grote zakken zand aangetroffen, waardoor de stroomkabel in eerste instantie niet wordt waargenomen. Voorts constateren de verbalisanten dat er gaten in de fundering zijn gemaakt en dat de kabel doorloopt onder het kantoorgedeelte van de werkhal (a) tot voorbij het aangrenzende bedrijfspand tot aan de straatzijde ongeveer 40 meter verderop. De verbalisanten constateerden dat de kabel van de telefoonleiding, de waterleiding en de hoofdkabel van het openbaar elektriciteitsnetwerk zijn vernield.

[naam 5] , medewerker fraudebestrijding, heeft op 30 juni 2014 namens Enexis B.V. aangifte gedaan van diefstal energie na verbreking van verzegeling. [aangever] heeft op 24 februari 2014 namens Vitens aangifte gedaan van diefstal van water door middel van verleggingen van leidingen. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij niets afweet van de constatering dat de stroom- en watertoevoer voor de hennepkwekerij afkomstig is uit het gedeelte van het pand waarin hij en medeverdachte [medeverdachte] werkzaam zijn, hetgeen hij ter zitting heeft bevestigd. Een en ander wordt ook door medeverdachte [medeverdachte] bij de politie verklaard. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij nooit iets heeft gezien of gemerkt van die stroomaansluiting.

De rechtbank is op basis van het bovenstaande in onderlinge samenhang bezien van oordeel dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan het hen ten laste gelegde. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

Medeverdachte [medeverdachte] heeft een grote hal gehuurd voor een huurprijs van € 1.500,-- per maand, terwijl zijn salaris nauwelijks toereikend was om, naast de normale kosten van levensonderhoud, een dergelijke huur te voldoen. De door hem en verdachte aldaar te verrichten werkzaamheden (reparatie van voertuigen) vormden geen directe aanleiding om een hal van dit formaat te huren. Dat de hal te groot was, bleek ook wel, daar medeverdachte [medeverdachte] , naar eigen zeggen, een deel van de hal al na een paar maanden heeft onderverhuurd. In dat onderverhuurde deel is de hennepkwekerij aangetroffen. De rechtbank overweegt dat van deze onderverhuur verder geen enkel bewijs in het dossier voorhanden is.

Het is genoegzaam gebleken dat het paspoort, dat volgens medeverdachte [medeverdachte] aan hem in onderpand zou zijn gegeven door de onderverhuurder, van iemand is die niets met de kwekerij te maken heeft. Opmerkelijk is dat verdachte het paspoort van deze persoon in zijn bezit had.

De rechtbank acht het voorts weinig aannemelijk dat, wanneer de kwekerij inderdaad door een ander zou zijn opgebouwd, zoals is gesteld door de verdachte en medeverdachte, zij dan al die tijd niets hebben gezien van de aanvoer van spullen ten behoeve van de kwekerij dan wel de activiteiten die samenhangen met het exploiteren van de kwekerij. Dit klemt temeer nu het gaat om een professioneel ingerichte kwekerij van aanzienzienlijke omvang, die zich niet in een korte periode laat inrichten. Ook is het, in de lezing dat een ander dan verdachte en zijn medeverdachte verantwoordelijk was voor de opzet van de kwekerij, niet logisch dat deze verantwoordelijke een doorgang zou fabriceren waardoor de kwekerij nota bene vanuit de bij verdachten in gebruik zijnde hal zou kunnen worden betreden en niet juist andersom. De verklaring dat verdachte en medeverdachte nooit iets hebben gezien van deze doorgang, acht de rechtbank ongeloofwaardig. In die lezing zou een palletwagen met daarop watervaten maanden onaangeroerd voor de doorgang hebben gestaan. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de leidingen die vanuit de aangrenzende hal door de bij verdachten in gebruik zijnde hal waren aangelegd. Het is onlogisch dat die via die hal zouden worden aangelegd door een derde die niet door verdachten ontdekt zou willen worden. Ook is niet geloofwaardig dat die de plaats waar de leidingen in de grond gaan zou afdekken met enkele zakken en dat verdachten dat nooit hebben opgemerkt.

Dat een waterlekkage in hun gedeelte van de hal zou zijn opgetreden vanuit de aangrenzende hal is niet aannemelijk gemaakt, laat staan dat daarover dan niet met de gebruiker van dat gedeelte van de hal is gecommuniceerd. Dat de bouwdrogers voor een waterlekkage door verdachte zijn gehuurd is dus niet aannemelijk geworden. Dat zij zijn gebruikt in de kwekerij is komen vast te staan. Een andere verklaring daarvoor dan de eigen betrokkenheid van verdachte daarbij is niet aannemelijk geworden.

In verdachtes bestelbus is een aankoopbon van een tuincentrum van een grote hoeveelheid tonkinstokken van verschillende afmetingen gevonden. In de hennepkwekerij zijn ook tonkinstokken aangetroffen. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij tuinwerkzaamheden heeft verricht voor de heer [naam 4] en dat hij op zijn verzoek de tonkinstokken heeft gekocht bij het tuincentrum. [naam 4] heeft hierover een verklaring afgelegd. Opmerkelijk is dat [naam 4] niets verklaart over de levering door verdachte van de tonkinstokken, enkel over de door verdachte verrichte tuinwerkzaamheden. Verder heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat [naam 4] hem had gevraagd voor ‘een half honderd’ (€ 50,--) tonkinstokken te kopen, dat hij, verdachte, daar zelf ook nog wat winst op wilde maken, en dat hij de tonkinstokken op een verzamelfactuur in rekening zou brengen bij [naam 4] . De verklaring van verdachte dat hij op de aankoop van de tonkinstokken winst wilde maken strookt niet met het feit dat verdachte blijkens de aankoopbon van het tuincentrum, voor een bedrag van € 60,80 tonkinstokken heeft gekocht en niet voor een bedrag lager dan € 50,--. Enkel dan zou verdachte immers een winstpercentage voor hemzelf kunnen doorberekenen aan [naam 4] . Het is ook helemaal niet aannemelijk gemaakt dat de relatief enorme hoeveelheid tonkinstokken is geleverd aan ‘de broeikas van [naam 4] ’. Tot slot is naar het oordeel van de rechtbank, anders dan de verdediging stelt, uit het dossier af te leiden dat de door verdachte bij Boels gehuurde bouwdrogers, zijn aangetroffen in de hennepkwekerij. Resumerend is de rechtbank van oordeel dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen. Omdat de kwekerij zodanig grootschalig en professioneel was opgezet is de rechtbank ook van oordeel dat sprake was van ‘handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf’. Ook is voldaan aan de definitie ‘terwijl dit gepleegde feit mede betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel’.

Ten aanzien van feiten 2 en 3 overweegt de rechtbank dat uit het technische onderzoek is gebleken dat de elektriciteits- en waterleiding zijn gemanipuleerd, ten behoeve van illegale aftap voor de hennepkwekerij. In samenhang bezien met hetgeen hiervoor is overwogen, leidt dit tot de conclusie dat ook de feiten 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen zijn.

5.3

De conclusie

De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1. hij op 12 februari 2014 te Almelo, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld en bewerkt en verwerkt, in een pand gelegen aan het [bedrijvenpark] in totaal ongeveer 1.787 hennepplanten en 530 moederhennepplanten en 4.780 hennepstekken, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, zulks terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf als zijn beroep of als een bedrijf heeft uitgeoefend, terwijl dit gepleegde feit mede betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van dat middel, te weten 1.787 hennepplanten en 530 moederhennepplanten en 4.780 hennepstekken.

2. hij in de periode van 10 december 2013 tot en met 12 februari 2014 te Almelo, telkens tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, toebehorende aan Enexis, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, en verbreking, door de ijkzegel en het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en verwijderen en vervolgens een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken;

3. hij in de periode van 10 december 2013 tot en met 12 februari 2014 te Almelo, telkens tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid water, toebehorende aan Vitens, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking, door de ijkzegel en het deksel van de watermeter te verbreken en verwijderen en vervolgens een wateraansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken.

De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet . Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:

feit 1

Het misdrijf: medeplegen van in de uitoefening van een beroep/bedrijf opzettelijk handelen

in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit

betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;

feiten 2 en 3

Telkens het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige

zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en

verbreking.

7 De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8 De op te leggen straf of maatregel

8.1

De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. Hij heeft samen met zijn medeverdachte en opzettelijk een grote hoeveelheid hennep geteeld, bewerkt en verwerkt in een speciaal daartoe (door medeverdachte) gehuurde hal. De kwekerij was professioneel en grootschalig ingericht. Daarnaast heeft verdachte samen met zijn medeverdachte door middel van braak en verbreking een hoeveelheid elektriciteit en een hoeveelheid water weggenomen.

Het telen van hennep is de laatste jaren een veel gebezigde criminele activiteit. Het maakt bovendien steeds vaker deel uit van georganiseerde criminaliteit. De verspreiding van en de handel in hennep gaat derhalve ook steeds vaker gepaard met diverse (ook zware) vormen van criminaliteit. Personen die zich op het terrein van de handel in hennep bevinden, worden steeds vaker slachtoffer van ripdeals en/of liquidaties. Verdachte behoort zich te realiseren dat hij met zijn handelen een crimineel circuit in stand houdt. Het ongecontroleerde bezit van hennep is tevens in strijd met de wet en het algemeen belang. Bovendien kan hennep gevaar opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan.

Voorts heeft de verdachte op illegale wijze elektriciteit en water afgetapt ten behoeve van de hennepkwekerij. Daarvoor heeft hij wijzigingen in de meterkast maar ook op andere plaatsen buiten het gebouw in het leidingnet aangebracht. Verdachte heeft daarmee zichzelf, de nabije omgeving en eventuele hulpverleningsdiensten als de brandweer ernstig in gevaar gebracht. De risico’s van waterlekkage, kortsluiting, brand en elektrocutie zijn immers door de aanpassingen ernstig vergroot.

Verdachte heeft deze gevaren en mogelijke gevolgen voor derden kennelijk voor lief genomen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte op zijn onachtzame handelen dient te worden gewezen, aangezien het veiligheidsgevoel van de samenleving door dergelijk handelen ernstig wordt geschaad. De rechtbank rekent verdachte de door hem genomen risico’s dan ook aan.

De rechtbank is voorts van oordeel dat de misdaad van het hennepkweken uitdrukkelijk onaantrekkelijk moet zijn. Misdaad moet niet alleen niet lonen, maar wie op een bedrijfsmatige manier overweegt van de hennepteelt rijk te willen worden, moet tevens ingeprent worden dat men bij ontdekking in een financieel ongunstiger toestand achterblijft. Uit het oogpunt van algemene en speciale preventie moet daarom bovenop het bedrag van de ontnemingsvordering ook een extra financieel leed worden toegebracht. Verdachte en zijn medeverdachte hebben zich kennelijk ten doel gesteld om een bedrijfspand te huren teneinde daar criminele activiteiten in de zin van de Opiumwet te ontplooien en daaruit voordeel te trekken. De rechtbank rekent dit verdachte dan ook aan en zal verdachte, naast een onvoorwaardelijke taakstraf, een geldboete opleggen, daar deze straffen in hun combinatie naar haar oordeel passend en geboden zijn. De rechtbank ziet af van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf omdat verdachte een first offender is en hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest wegens soortgelijke feiten. Ook is deze zaak al betrekkelijk oud. Een voorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur komt de rechtbank echter wel passend voor in combinatie met de geldboete en de taakstraf, om de ernst van het feit te benadrukken en om verdachte te helpen weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat zowel een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 240 uren als een geldboete ter hoogte van € 5.000,-- passend en geboden zijn. Indien verdachte de taakstraf niet naar behoren volbrengt dan wel dat hij de geldboete niet of gedeeltelijk niet voldoet, zal hij 120 dagen respectievelijk 60 dagen vervangende hechtenis moeten ondergaan. De rechtbank zal daarboven een voorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden met een proeftijd van drie jaren opleggen.

9 De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 22c, 22d, 27, 47 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.

10 De beslissing

De rechtbank:

vrijspraak/bewezenverklaring

verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid

verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;

verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1

medeplegen van in de uitoefening van een beroep/bedrijf opzettelijk handelen in

strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;

feiten 2 en 3

telkens het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en verbreking;

- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;

straf

veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren;

bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;

veroordeelt verdachte veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 240 uren;

beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;

veroordeelt verdachte tot een geldboete ter hoogte van 5.000,00 euro (zegge: vijfduizend euro);

beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de geldboete niet of gedeeltelijk niet betaalt, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;

beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.

Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Berg, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. Y. Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van J.J.J. Bernsen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2016

Buiten staat

Mr. Cenik is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van regiopolitie Twente,

cluster Noord, team Almelo West, met nummer PL0500-2014099249 van 29 oktober 2014.

Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm,

door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Huurovereenkomst kantoorruimte d.d. 1 juli 2013 (blz. 173 t/m 176).

Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 13 februari 2014 (blz. 71 en 72).

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 februari 2014 (blz. 82 t/m 84).

Proces-verbaal expertise hennepkwekerij, hennepstekken, hennepplanten en moederplanten in perceel [bedrijvenpark] te Almelo d.d. 21 februari 2015 (blz. 85 t/m 165).

Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 12 februari 2014 (blz. 67 t/m 69).

Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 13 februari 2014 (blz. 71 en 72) en proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 februari 2014 (blz. 170).

Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 13 februari 2014 (blz. 25 en 26) en proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 14 februari 2014 (blz. 27 t/m 29).

Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 12 februari 2014, registratienummer PL050J-2013127089-16.

Proces-verbaal relaas d.d. 2 oktober 2014 (blz. 6 t/m 12).

Factuur Raab Karcher Nederland d.d. 20 september 2013 (blz. 186).

Nota Tuincentrum [naam 3] B.V. d.d. 11 oktober 2013 (blz. 185).

Factuur Boels Verhuur B.V. d.d. 2 december 2013 (blz. 187 en 188).

Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 4 maart 2014 (blz. 51 en 52).

E-mailbericht van de heer [naam 4] d.d. 8 februari 2015.

Contract Boels Verhuur B.V. d.d. 22 januari 2014 (blz. 179 en 180).

Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 14 februari 2014 (blz. 49 en 50).

Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 14 februari 2014 (blz. 76 t/m 78).

Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 4 maart 2014 (blz. 51 en 52).

Proces-verbaal aanvraag machtiging leggen conservatoir beslag d.d. 20 maat 2014 (blz. 229 t/m 232).

Proces-verbaal relaas d.d. 2 oktober 2014 (blz. 6 t/m 12).

Proces-verbaal expertise hennepkwekerij, hennepstekken, hennepplanten en moederplanten in perceel [bedrijvenpark] te Almelo d.d. 21 februari 2015 (blz. 85 t/m 165).

Proces-verbaal aangifte d.d. 30 juni 2014 (blz. 190 t/m 213).

Proces-verbaal aangifte d.d. 24 februari 2014 (blz. 214 t/m 216).

Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 12 februari 2014 (blz. 39 en 40).

Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 13 februari 2014 (blz. 71 en 72).


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature