Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

huwelijkse voorwaarden; periodiek verrekenbeding

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

Uitspraak : 28 november 2013

Zaaknummer : HV 200.092.995/01

Zaaknummer eerste aanleg : 215338 FA RK 10-726

In de zaak in hoger beroep van:

[de vrouw],

wonende te [woonplaats],

appellante in principaal appel,

geïntimeerde in incidenteel appel,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. C.F.M.L. van Beukering-Michielsen,

tegen

[de man],

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde in principaal appel,

appellant in incidenteel appel,

hierna te noemen: de man,

advocaat: mr. W.C.G.M. van Hoof,

12 De beschikking van 15 augustus 2013

In de beschikking van 15 augustus 2013 heeft het hof een voorlopige berekening gemaakt van het bedrag dat de man aan de vrouw dient te voldoen en partijen de gelegenheid gegeven zich uit te laten over de daarbij door het hof gehanteerde cijfers. Verder heeft het hof partijen opgedragen zich binnen vier weken uit te laten over de draagplicht ten aanzien van de hypotheekschuld met nummer [lening 1.] ten bedrage van (op de peildatum) € 136.134,-, die niet op de balans van de maatschap staat.

13 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

13.1.

Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:

- de brief van 12 september 2013 van mr. Van Hoof;

- de brief van 26 september 2013 van mr. Van Beukering-Michielsen, met producties;

- de brief van 4 oktober 2013 van mr. Van Hoof;

- de brief van 21 oktober 2013 van mr. Van Beukering-Michielsen.

13.2.

In haar brief van 4 oktober 2013 heeft mr. Van Hoof er op gewezen dat partijen een termijn was gegeven tot 12 september 2013 om zich uit te laten en dat mr. Van Beukering-Michielsen buiten die termijn en dus te laat heeft gereageerd.

13.3.

Hoewel mr. Van Hoof er terecht op heeft gewezen dat mr. Van Beukering-Michielsen buiten de termijn heeft gereageerd, slaat het hof toch acht op haar brief van 26 september 2013, aangezien mr. Van Hoof daar weer op heeft gereageerd en de man aldus door de late reactie niet in zijn belangen is geschaad. Er is te minder reden de brief van 21 oktober 2013 van mr. Beukering-Michielsen buiten beschouwing te laten, nu deze brief slechts dient ter verduidelijking van een eerder ingenomen standpunt en geen nieuwe stellingen bevat.

14 De verdere beoordeling

14.1.

Alvorens over te gaan tot de verdere beoordeling, zal het hof eerst een samenvatting geven van zijn eerdere overwegingen en beslissingen ten aanzien van de verzoeken van partijen tot verdeling van de gemeenschappelijke vermogensbestanddelen en tot verrekening op basis van de huwelijkse voorwaarden.

14.1.1.

Ten aanzien van a) de maatschap heeft het hof het volgende overwogen en beslist:

Aan de vrouw komt toe:

haar aandeel in het maatschapsvermogen ad € 150.465,-, waarvan zij al € 110.000,- heeft ontvangen (zie hierna onder 14.1.6.), zodat € 40.465,- resteert;

een aandeel in de stille reserve in het bedrijfspand aan de [bedrijfspand] te [plaats ] ad € 29.861,88.

In juli 1996 zijn in verband met de financiering van het bedrijfspand aan de [bedrijfspand] te [vestigingsplaats] twee hypothecaire leningen afgesloten, ieder ten bedrage van (omgerekend) € 136.134,06, een ten name van beide partijen met nummer [lening 1.] en een ten name van de man met nummer [lening 2.]. Op deze leningen is tijdens de verrekenperiode niet afgelost met overgespaard inkomen. Aan de vrouw komt ten aanzien van het bedrijfspand geen te verrekenen bedrag toe.

14.1.2.

Ten aanzien van b) de echtelijke woning gelegen aan de [pand 1.] te [plaats ] heeft het hof het volgende overwogen en beslist:

De woning zal aan de vrouw worden toegedeeld tegen een bedrag van € 569.000,-.

De vrouw dient de hypotheekschuld ad € 650.716,35 voor haar rekening te nemen.

De man dient de helft van de onderwaarde, zijnde € 40.858,18, aan de vrouw te vergoeden.

14.1.3.

Ten aanzien van c) de auto’s heeft het hof het volgende overwogen en beslist:

De auto merk Honda vertegenwoordigt een waarde van € 1.000,-.

De auto merk Volvo vertegenwoordigt een waarde van € 37.355,-.

De man heeft in voldoende mate aangetoond dat hij de auto merk Volvo deels heeft gefinancierd met een van zijn moeder geleend bedrag van € 20.000,-.

Aan de vrouw komt ter zake van de Volvo toe ½ maal (€ 50.000,- minus € 20.000,-) is € 15.000,-. Aan de man komt ter zake van de Honda toe ½ maal € 1.000,- is € 500,-.

14.1.4.

Ten aanzien van d) de inboedel heeft het hof het volgende overwogen en beslist:

De inboedel, met uitzondering van het schilderij ‘Maastricht’ en de boeken van de man, die aan de man worden toegedeeld, wordt aan de vrouw toegedeeld, waarbij de vrouw is overbedeeld voor € 40.000,-, zodat zij € 20.000,- aan de man dient te voldoen.

14.1.5.

Ten aanzien van e) het pand gelegen aan de [pand 2.] te [plaats ] heeft het hof het volgende overwogen en beslist:

Op de leningen die hebben gerust op het pand is tijdens de verrekenperiode niet afgelost.

Van de verkoopopbrengst van het pand bleef een bedrag van € 10.104,55 over. De vrouw heeft hiervan de helft ontvangen. Dit bedrag van € 5.052,- moet worden betrokken in het bedrag dat zij per saldo van de man te vorderen heeft.

14.1.6.

Ten aanzien van f) de bankrekeningen heeft het hof als volgt overwogen en beslist:

De man dient de helft van zijn banksaldi, zijnde € 3.446,67, aan de vrouw te voldoen.

De vrouw dient de helft van haar banksaldi, zijnde € 5.824,-, aan de man te voldoen.

14.1.7.

Ten aanzien van g) de rekening-courant ING heeft het hof als volgt overwogen en beslist:

Er bestaat geen aanleiding de rekening-courant afzonderlijk te verrekenen, aangezien deze onderdeel is van het maatschapsvermogen.

14.1.8.

Ten aanzien van h) de kapitaalverzekeringen bij VVAA en Nationale Nederlanden heeft het hof het volgende overwogen en beslist:

De man dient aan de vrouw ter zake van de polissen te voldoen een bedrag van ½ maal (€ 47.966,- plus € 75.643,-) is € 61.804,50.

14.1.9.

Ten aanzien van i) de belastingaanslagen heeft het hof als volgt overwogen en beslist:

De man heeft na de peildatum over de jaren 2007 en 2008 in totaal € 31.675,- aan aanslagen betaald. Dit bedrag dient in mindering te komen op het door de man te verrekenen vermogen, hetgeen betekent dat de helft, zijnde € 15.837,50 ten laste van de vrouw zal worden gebracht.

14.1.10.

Volgens de voorlopige berekening die het hof in zijn beschikking van 15 augustus 2013 heeft gemaakt, komt na verdeling van de gemeenschappelijke vermogensbestanddelen en op basis van de huwelijkse voorwaarden aan de vrouw toe een bedrag van in totaal € 191.436,23 en aan de man een bedrag van € 47.213,50.

14.2.

Gelet op de eerdere beschikkingen van het hof en op de inhoud van de hiervoor onder 13.1. genoemde brieven van partijen liggen nu nog de volgende geschilpunten aan het hof voor:

ad a) de maatschap

aa) de draagplicht van de hypotheekschuld met nummer [lening 1.] ten bedrage van (op de peildatum) € 136.134,-;

ab) het aandeel van de vrouw in de stille reserve van het bedrijfspand.

ad b) de (voormalige) echtelijke woning [pand 1.] te [plaats ] en ad e) het pand gelegen aan de [pand 2.] te [plaats ]

vergoeding aan de man van het overbruggingskrediet ad € 314.000,- dat is afgelost met de verkoopopbrengst ad € 395.000,- van het pand aan de [pand 2.] te [plaats ].

ad c) de auto’s

de waarde van de Volvo.

ad i) de belastingaanslagen

de door de vrouw betaalde belastingaanslagen.

14.2.1.

Ad a) de maatschap

Het hof begrijpt het standpunt van de man in zijn brief van 12 september 2013 aldus dat hij bereid is de hypotheekschuld met nummer [lening 1.] ten bedrage van (op de peildatum) € 136.134,-, die ten name van beide partijen is gesteld, volledig voor zijn rekening te nemen, indien deze hypotheekschuld als zakelijke schuld wordt aangemerkt en betrokken wordt bij de berekening van de stille reserve van het bedrijfspand aan de [bedrijfspand] te [vestigingsplaats].

De vrouw is niet ingegaan op de vraag naar de draagplicht met betrekking tot de lening met het nummer eindigend op [getallen 1.]. Zij maakt slechts opmerkingen over de lening met het nummer eindigend op [getallen 2.] die op naam staat van de man, maar die opmerkingen zijn in het kader van hetgeen nog beslist dient te worden niet relevant.

Nu de vrouw geen bezwaar heeft gemaakt tegen het voorstel van de man met betrekking tot de draagplicht van de lening met nummer [lening 1.], zal het hof dit voorstel volgen. Het hof zal aldus beslissen.

De consequentie van het voorgaande is dat de berekening van de stille reserve in het bedrijfspand, zoals vermeld in de tussenbeschikking van het hof van 15 augustus 2013, moet worden aangepast. Op de stille reserve, geschat op € 238.895,- wordt in mindering gebracht het bedrag van de geldlening met nummer [lening 1.] ad € 136.134,-. Bij een belastinglatentie van 50% (waar beide partijen van uit gaan) dient € 51.380,50 toegevoegd te worden aan de kapitaalrekening van partijen. Die toevoeging dient naar het oordeel van het hof te geschieden op basis van artikel 9 van de maatschapsovereenkomst, zodat aan de vrouw 25 % toekomt van € 51.380,50, dit is € 12.845,13.

14.2.2.

Ad b) de (voormalige) echtelijke woning [pand 1.] te [plaats ] en ad e) het pand gelegen aan de [pand 2.] te [plaats ]

De man wijst er in zijn brief van 12 september 2013 op dat het hof ten onrechte niet in de afrekening tussen partijen heeft betrokken dat hij jegens de vrouw aanspraak kan maken op vergoeding van de helft van het overbruggingskrediet ad € 314.000,-, welk krediet hij volledig voor zijn rekening heeft genomen, terwijl het geleende geld volledig is geïnvesteerd in de gemeenschappelijke (voormalige) echtelijke woning aan de [pand 1.] te [plaats ].

De vrouw heeft deze stelling van de man niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken. Het hof zal dan ook het vergoedingsrecht in de afrekening tussen partijen betrekken.

14.2.3.

Ad c) de auto’s

De man wijst er in zijn brief van 12 september 2013 op dat het hof in zijn tussenbeschikking van 15 augustus 2013 het deel van de waarde van de Volvo dat aan de vrouw toekomt onjuist berekend heeft. De vrouw heeft deze stelling van de man niet betwist.

Terecht heeft de man gewezen op een fout in de bepaling van het aan de vrouw toekomende deel van de waarde van de auto merk Volvo. Het hof bepaalt dat deel op ½ maal (€ 37.355,- minus € 20.000) is € 8.677,50.

14.2.4.

Ad i) de belastingaanslagen

De vrouw stelt zich in de procedure in hoger beroep op het standpunt dat ermee rekening gehouden dient te worden dat zij na de peildatum aanslagen inkomstenbelasting heeft betaald die zien op de periode waarin partijen getrouwd waren.

Zoals het hof in zijn beschikking van 15 mei 2012 heeft overwogen, heeft de man niet betwist dat de aanslagen die zien op de huwelijkse periode en die na de peildatum door een van partijen zijn betaald, verrekend dienen te worden.

Uit de door de vrouw ter onderbouwing van haar stelling overgelegde producties blijkt dat zij voorlopige aanslagen inkomstenbelasting heeft ontvangen, maar niet is gebleken wanneer en welke bedragen zij op de aanslagen heeft betaald.

Het hof zal daarom bepalen dat, indien en voor zover blijkt van betalingen van de vrouw, gedaan na de peildatum op aanslagen inkomstenbelasting die zien op de periode dat partijen getrouwd waren, de man de helft van die betalingen aan de vrouw dient te betalen.

14.3.

Resumerend:

A. De verdeling van de zaken, die partijen gezamenlijk in eigendom toebehoren:

aan de vrouw worden toegedeeld:

de (voormalige) echtelijke woning [pand 1.] te [plaats ], waarbij zij als schuld op zich dient te nemen de daaraan verbonden hypothecaire geldlening;

de auto merk Honda;

de inboedel, met uitzondering van het schilderij ‘Maastricht’ en de boeken van de man;

aan de man worden toegedeeld:

de auto merk Volvo;

het schilderij ‘Maastricht’ en de boeken van de man;

Bepaald zal worden dat de man volledig draagplichtig is ten aanzien van de hypothecaire geldlening ING [lening 1.] en dat de vrouw de hypothecaire geldlening die verbonden is aan de voormalige echtelijke woning volledig dient te dragen.

Partijen dienen als volgt af te rekenen:

aan de vrouw komt toe:

aandeel maatschap minus € 110.000,-

€ 40.465,00

aandeel stille reserves bedrijfspand

€ 12.845,13

helft onderwaarde echtelijke woning

€ 40.858,18

deel waarde Volvo

€ 8.677,50

helft banksaldi man

€ 3.446,67

helft waarde polissen

€ 61.804,50

Totaal

€ 168.096,98

aan de man komt toe:

aandeel inboedel

€ 20.000,00

helft waarde Honda

€ 500,00

terugbetaling [pand 2.]

€ 5.052,00

vergoeding helft overbruggingskrediet

€ 157.000,00

helft banksaldi vrouw

€ 5.824,00

vergoeding helft belastingaanslagen

€ 15.837,50

Totaal

€ 204.213,50

Per saldo dient de vrouw aan de man € 36.116,52 te betalen.

Bepaald zal worden dat, indien en voor zover blijkt van betalingen van de vrouw, gedaan na de peildatum op aanslagen inkomstenbelasting die zien op de periode dat partijen getrouwd waren, de man de helft van die betalingen aan de vrouw dient te betalen.

14.4.

In het feit dat partijen gewezen echtgenoten zijn, ziet het hof aanleiding de proceskosten in hoger beroep te compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

14.5.

De bestreden beschikking kan wat betreft de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de gemeenschappelijke zaken niet in stand blijven. Beslist dient te worden als volgt.

15 De beslissing

Het hof:

op het principaal en incidenteel appel:

vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarbij de verzoeken van partijen betreffende de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de gemeenschappelijke zaken zijn afgewezen en in zoverre opnieuw beschikkende:

bepaalt dat aan de vrouw worden toegedeeld: de (voormalige) echtelijke woning [pand 1.] te [plaats ], de auto merk Honda en de inboedel, met uitzondering van het schilderij ‘Maastricht’ en de boeken van de man;

bepaalt dat de vrouw volledig draagplichtig is ten aanzien van de aan de (voormalige) echtelijke woning [pand 1.] verbonden hypothecaire geldlening;

bepaalt dat aan de man worden toegedeeld: de auto merk Volvo, het schilderij ‘Maastricht’ en de boeken van de man;

bepaalt dat de man volledig draagplichtig is ten aanzien van de hypothecaire geldlening bij ING met nummer [lening 1.];

bepaalt dat uit hoofde van de verdeling van de gemeenschappelijk zaken en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden de vrouw aan de man dient te betalen een bedrag van € 36.116,52;

bepaalt dat, indien en voor zover blijkt van betalingen van de vrouw, gedaan na de peildatum op aanslagen inkomstenbelasting die zien op de periode dat partijen getrouwd waren, de man de helft van die betalingen aan de vrouw dient te betalen;

compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mrs. N.J.M. van Etten, W.H.B. den Hartog Jager en T.J. Mellema-Kranenburg en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2013.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature