Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Bouwvergunning vereist?

Uitspraak



Rechtbank ’s-Gravenhage

sector bestuursrecht

eerste afdeling, enkelvoudige kamer

Reg. nr. AWB 06/1195GEMWT

UITSPRAAK

als bedoeld in artikel 8:7 7

van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Uitspraak in het geding tussen

[X] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder.

06/1195

Ontstaan en loop van het geding

Bij besluit van 18 april 2005, verzonden op 3 mei 2005, heeft verweerder eiseres onder aanzegging van bestuursdwang gelast de strijdigheid van een aantal aangebrachte wisselframes op acht locaties in de gemeente Leiden met artikel 40, eerste lid, van de Woningwet , binnen 4 weken op te heffen.

Bij besluit van 19 december 2005, verzonden op 29 december 2005, heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften van 28 november 2005, het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 8 februari 2006, ingekomen bij de rechtbank op 9 februari 2006, beroep ingesteld. De gronden zijn daarna aangevuld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het beroep is op 23 augustus 2006 ter zitting behandeld.

Eiseres is - zonder bericht vooraf - niet verschenen.

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon A] en [persoon B].

Motivering

[naam onderneming] heeft 100 wisselframes gemonteerd op transformatorhuisjes van NUON in de gemeente Leiden, gebaseerd op een samenwerkingsverband tussen [naam onderneming] en NUON inhoudende dat de huisjes goed onderhouden worden in ruil voor de exploitatie van wisselframes op deze huisjes. De huisjes blijven zo vrij van wildplak en graffiti.

Verweerder stelt dat er sprake is van bouwen waarvoor een bouwvergunning is vereist. Op grond van artikel 40 juncto artikel 43 lid 1 onder c van de Woningwet juncto artikel 3, eerste lid, aanhef en onder k van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb) is een bouwvergunning nodig nu niet gesproken kan worden van een verandering van niet-ingrijpende aard. Het aanbrengen van de frames is hoe dan ook bouwvergunningsplichtig nu de betreffende trafohuisjes in beschermd stadsgebied zijn gelegen. Verweerder is niet bereid mee te werken aan legalisering omdat de onderhavige bouwwerken in strijd zijn met de Welstandsnota. Er is geen strijd met het bestemmingsplan, aldus verweerder.

Eiseres stelt zich op het standpunt dat de frames geen bouwwerken zijn in de zin van artikel 1.1 van de Bouwverordening. Een bouwvergunning is derhalve niet nodig.

Voor zover het aanbrengen van de frames wel als bouwen dient te worden aangemerkt meent eiseres dat hiervoor geen bouwvergunning is vereist op grond van artikel 43 van de Woningwet . Niet gebleken is dat de betreffende locaties zijn gelegen binnen beschermd stadsgezicht.

Ten slotte is door verweerder ten onrechte een niet gemotiveerde toetsing gedaan aan de welstand. In dit verband verwijst eiseres (eerst in beroep) naar vergelijkbare zaken in Almere, waarin wel een positief welstandsadvies is gegeven door de betreffende welstandscommissie.

De rechtbank overweegt als volgt.

Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van bouwen.

In artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a van de Woningwet is bepaald dat voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde onder bouwen wordt verstaan: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

In de jurisprudentie wordt op dit punt doorgaans aangesloten bij de definitie in artikel 1.1 van de Modelbouwverordening. Het gaat volgens die definitie om elke constructie van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. Gelet op de aard van de constructie van de onderhavige frames en het feit dat zij bedoeld zijn om duurzaam ter plaatse te functioneren, is met het aanbrengen van de frames op de trafohuisjes sprake van bouwen in de zin van de Woningwet.

Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet (Wow) is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (bouwvergunning).

In artikel 43, eerste lid, aanhef en onder c, is bepaald dat in afwijking van artikel 40, eerste lid, geen bouwvergunning is vereist voor het bouwen dat bij algemene maatregel van bestuur is aangemerkt als van beperkte betekenis.

In artikel 3, eerste lid, aanhef en onder k van het Bblb is bepaald dat als bouwen van beperkte betekenis als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de wet wordt aangemerkt het aanbrengen van een verandering van niet- ingrijpende aard aan een bestaand bouwwerk, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

1.

de verandering geen betrekking heeft op de draagconstructie van dat bouwwerk,

2.

de bebouwde oppervlakte niet wordt uitgebreid, en

3.

het bestaande niet-wederrechtelijke gebruik wordt gehandhaafd.

Bezien dient derhalve te worden, of het bouwen valt binnen de categorie ‘verandering van niet-ingrijpende aard’.

Naar het oordeel van de rechtbank is met het aanbrengen van de frames met daarin de reclameboodschap sprake van een verandering aan het betreffende trafohuisje (bestaand bouwwerk) die van invloed is op het uiterlijk van het bouwwerk en die bovendien zijn weerslag heeft op de omgeving. Daarnaast krijgen de betrokken trafohuisjes er als dragers van de frames met daarin een reclameboodschap een functie bij die wezenlijk verschilt van de functie die de huisjes al hadden. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 december 2005 (BR 2006, 354).

Derhalve kan niet gesproken worden van een ‘verandering van niet-ingrijpende aard’.

Aan een toetsing aan de hiervoor onder 1. tot en met 3. genoemde vereiste kenmerken en de beantwoording van de vraag, of en welke van de onderhavige locaties onder beschermd stadsgezicht vallen, komt de rechtbank derhalve niet toe.

De in geding zijnde bouwwerken zijn derhalve gebouwd zonder dat daarvoor de benodigde bouwvergunning is verleend.

Verweerder was derhalve, gelet op artikel 40, eerste lid, van de Wow bevoegd handhavend op te treden.

Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

Verweerder is onder verwijzing naar het gestelde in de Nota welstandstoets Leiden van 1 juni 2004 niet bereid mee te werken aan legalisering.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aldus in redelijkheid kunnen afzien van medewerking aan legalisering. De stelling van eiser dat verweerder de onderhavige casus aan de welstandscommissie had moeten voorleggen, volgt de rechtbank niet nu er - zoals verweerder terecht stelt - geen verzoek om een bouwvergunning voorligt.

Ook overigens is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan van handhaving dient te worden afgezien. Niet geoordeeld kan worden dat hier sprake is van een situatie waarin handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die situatie behoort te worden afgezien.

Het beroep is ongegrond.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank ’s-Gravenhage,

RECHT DOENDE:

verklaart het beroep ongegrond.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Aldus gegeven door mr.M. van Nooijen en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2006, in tegenwoordigheid van de griffier J.M. Lo A Njoe.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature