U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Uitspraak



Rechtbank DEN HAAG

ZITTING HOUDENDE TE AMSTERDAM

Strafrecht

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 09/767317-16

Datum uitspraak: 28 maart 2017

Tegenspraak

(Promisvonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[Azziza A.] ,

geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,

[adres] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 10 januari 2017 (pro forma) en 14 maart 2017.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.M. van Gosen en van hetgeen door de raadslieden van de verdachte, mr. P.R.L.V.M. Kruik en mr. Y. Özdemir, beiden advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

Aan de verdachte is – kort gezegd – tenlastegelegd:

in de periode van 1 september 2016 tot en met 1 oktober 2016,

het medeplegen van poging tot deelname aan een organisatie (IS, Jabhat al Nusra, al-Qaeda of een aan die organisatie(s) gelieerde organisatie) die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven (feit 1);

het medeplegen van voorbereiding dan wel bevordering van moord en/of doodslag en/of brandstichting en/of het teweegbrengen van een ontploffing, telkens met een terroristisch oogmerk (feit 2).

Zij zou samen met een ander naar Turkije zijn gereisd met als doel door te reizen naar Syrië en/of Irak om zich daar aan te sluiten bij een jihadistische strijdgroep en deel te nemen aan gewapende jihadstrijd.

De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage aangehecht.

3. Rechtsmacht

Bij de tenlastegelegde gedragingen zijn als pleegplaatsen vermeld:

 Medeplegen van een poging tot deelneming aan een terroristische criminele organisatie: Den Haag en/of elders in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Turkije en/of elders in Europa;

 Medeplegen van voorbereiding en/of bevordering van moord, doodslag, brandstichting en het teweegbrengen van ontploffingen, telkens met een terroristisch oogmerk: Den Haag en/of elders in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Turkije en/of elders in Europa.

De tenlastegelegde feiten zijn blijkens artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) terroristische misdrijven. Deze rechtbank heeft in haar uitspraak van 10 december 2015 reeds uitvoerig overwogen waarom Nederland ten aanzien van zulke misdrijven rechtsmacht heeft. Kort gezegd komen deze overwegingen op het volgende neer. Op 1 juli 2014 is de herziene regeling van de toepasselijkheid van de Nederlandse strafwet in werking getreden, in het bijzonder het nieuwe artikel 6 Sr en artikel 4, tweede lid van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht (Stb. 2014, 47). Ingevolge de laatstgenoemde bepaling is de Nederlandse strafwet toepasselijk op de Nederlander (of de vreemdeling die een vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft) die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een terroristisch misdrijf. De rechtbank acht het, zoals gemotiveerd is uiteengezet in voormeld vonnis, gerechtvaardigd aan deze bepaling terugwerkende kracht toe te kennen.

4 Vrijspraak

4.1

Inleiding en vaststaande feiten

Op 2 oktober 2016 kwamen twee zussen van de verdachte, [Betrokkene 2] en [Betrokkene 3] , naar het politiebureau aan de Hoefkade 350 in Den Haag en spraken daar het vermoeden uit dat hun jongere zus [Azziza A.] (de verdachte) was uitgereisd naar Syrië. Zij vertelden verder dat [Azziza A.] die nacht niet was thuisgekomen en dat er onder haar hoofdkussen een testament was gevonden. Niemand van de familie, zo gaven de zussen van de verdachte ook te kennen, wist dat [Azziza A.] weg zou gaan en niemand wist waar zij nu was. Na deze melding startte de politie een onderzoek en zij vonden in de woning van [Azziza A.] een aantal vlaggen, een rugzak, een kaars en een fotolijstje waarop opdrukken staan die gelieerd zouden kunnen worden aan terreurgroep Islamitische Staat (hierna: IS). Door één van de zussen werden nog twee spraakberichten van [Azziza A.] doorgestuurd aan de politie en daaruit bleek dat [Azziza A.] op 2 oktober 2016 ergens was opgepakt. Uiteindelijk nam [Betrokkene 4] , begeleidster van [Azziza A.] bij een vrijwilligersproject, op 4 oktober 2016 contact op met de politie en zij vertelde toen dat de verdachte bij haar was. Afgesproken werd dat [Azziza A.] zich de volgende dag samen met [Betrokkene 4] zou melden bij het politiebureau. Dat deed de verdachte en ze werd vervolgens buiten heterdaad aangehouden.

De hieronder genoemde feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen derhalve als vaststaand worden aangemerkt.

Ongeveer twee weken vóórdat haar zussen zich op het politiebureau melden is [Azziza A.] met [Betrokkene 1] (hierna: [Betrokkene 1] ) een Islamitisch huwelijk aangegaan in een moskee in België. Zij heeft niemand in haar omgeving hier iets van verteld.

Er zijn voor [Azziza A.] en [Betrokkene 1] vliegtickets voor een reis op 1 oktober 2016 van Düsseldorf naar Konya en een terugreis op 12 oktober 2016 vanuit Konya naar Düsseldorf gekocht.

Er is een hotel geboekt in Konya in Turkije voor de periode van 1 oktober 2016 tot en met 12 oktober 2016.

[Azziza A.] heeft het door haar zussen aangetroffen testament zelf opgemaakt en zij heeft deze kort voor vertrek onder haar hoofdkussen achtergelaten. Het document is oorspronkelijk aangemaakt op 27 januari 2016 en voor het laatst gewijzigd op 5 augustus 2016.

[Azziza A.] is op 1 oktober 2016 vanuit Den Haag naar Antwerpen gereisd, vervolgens is zij samen met [Betrokkene 1] met de bus vanuit Antwerpen naar Düsseldorf gegaan en vanuit Düsseldorf met het vliegtuig naar Istanbul gevlogen, met de bedoeling om naar Konya (Turkije) door te reizen, voor welke bestemming ook vliegtickets zijn gekocht.

Op 1 oktober 2016 zijn [Azziza A.] en [Betrokkene 1] door de Turkse autoriteiten tegengehouden op het vliegveld in Istanbul vanwege een “Entry Ban” en zijn zij teruggevlogen naar Düsseldorf;

Op de laptop van [Azziza A.] zijn bestanden aangetroffen die gelieerd zijn aan IS en/of aan de gewapende jihadstrijd;

Op de telefoon van [Azziza A.] zijn rond het tijdstip van de reis 64 bestanden gewist. Deze bestanden gingen - onder meer - over (deelname aan) de jihad in Syrië.

[Betrokkene 1] zit in België vast op verdenking van het deelnemen aan activiteiten van een terroristische groep.

4.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder feit 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat hetgeen onder feit 1 is tenlastegelegd, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat niet kan worden bewezen dat de verdachte heeft getracht om een tweede keer naar het strijdgebied af te reizen (onderdeel H). De officier van justitie heeft hiervoor – kort gezegd – het volgende aangevoerd. Zij stelt voorop dat mannen, maar ook vrouwen, die naar het strijdgebied in Syrië reizen, zich in dat strijdgebied moeten aansluiten bij een jihadistische strijdgroep en strafbare deelnemingshandelingen moeten verrichten ten behoeve van die groep. De verschillende manieren van actieve inzet van de vrouw wijzen allemaal op een aandeel in en ondersteuning van de terroristische organisatie en deze houden rechtstreeks verband met het verwezenlijken van het oogmerk van die organisatie. De officier van justitie is van mening dat voldoende is komen vast te staan dat [Betrokkene 1] voornemens was om naar het strijdgebied in Syrië en/of Irak te reizen en als enig doel had om zich daar aan te sluiten bij een terroristische organisatie. De officier van justitie stelt zich voorts op het standpunt dat de verdachte hiervan wist en dat zij, samen met [Betrokkene 1] - via een omweg - wilde uitreizen. Dit baseert de officier van justitie met name op de documenten en gewiste bestanden die op de laptop en telefoon van de verdachte zijn aangetroffen, de vlaggen en andere in haar woning aangetroffen spullen en het gegeven dat de verdachte en [Betrokkene 1] contact hebben proberen te zoeken met het telefoonnummer van de echtgenoot van [Betrokkene 5] . Deze laatste zou, met haar echtgenoot, zijn uitgereisd naar Syrië. Volgens de officier van justitie is sprake geweest van een begin van uitvoering van deelname aan een terroristische organisatie, nu de verdachte samen met [Betrokkene 1] daadwerkelijk op reis is gegaan.

4.3

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen aan haar onder feit 1 en 2 is tenlastegelegd wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Kort gezegd heeft de verdediging ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat geen sprake is van een begin van uitvoering van deelname aan een terroristische organisatie en dat zelfs indien de verdachte Syrië zou hebben willen bezoeken, zij zich niet bij IS zou hebben kunnen aansluiten ter verwezenlijking van het oogmerk van IS. Immers, vrouwen mogen niet strijden in het kalifaat. Voorts is aangevoerd dat de verdachte nooit geradicaliseerd is en dat de overige tenlastegelegde handelingen ofwel door [Betrokkene 1] zijn uitgevoerd ofwel niet zijn verricht met het doel om uit te reizen. Tot slot stelt de verdediging zich op het standpunt dat er geen sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking met [Betrokkene 1] .

4.4

De beoordeling van de tenlastelegging

Feit 1

De verdachte worden onder feit 1, onderdelen A – H, diverse handelingen verweten die zij en/of haar mededader zou(den) hebben gepleegd en die samen het medeplegen van een poging om deel te nemen aan een terroristoische organisatie opleveren.

In de eerste plaats zou zij zich “het radicale extremistische gedachtegoed van de gewelddadige jihadstrijd (verder) eigen hebben gemaakt” (onderdeel A). Vervolgens zou zij - kort gezegd – islamitisch zijn gehuwd ten behoeve van de reis naar het strijdgebied en het verblijf aldaar ten behoeve van de jihadstrijd (onderdeel B), financiële middelen hebben verworven voor die reis en dat verblijf ten behoeve van de jihadstrijd (onderdeel C), een of meerdere tickets hebben (laten) boeken ten behoeve van de reis naar Syrië en/of Irak (onderdeel D), een hotel hebben geboekt in Konya, ten behoeve van de (door)reis naar Syrië en/of Irak (onderdeel E), een testament hebben opgemaakt en achtergelaten (onderdeel F), vanuit Den Haag, via Antwerpen, de reis hebben gemaakt naar Düsseldorf en aldaar het vliegtuig naar Turkije hebben genomen ten behoeve van de doorreis naar de jihadstrijd in Syrië en/of Irak (G) en bij terugkeer in Duitsland hebben getracht door te reizen naar Irak en/of Jemen ten behoeve van het zich begeven naar de gewelddadige jihadstrijd in Syrië en/of Irak (H).

Met de hiervoor (onder 4.1) gememoreerde vaststaande feiten kan tot bewezenverklaring van het huwelijk, het boeken van tickets, het boeken van het hotel en de reis naar Turkije (onderdelen B, D, E, F en G) worden gekomen. De vaststelling van deze feiten staat los van de intentie die de verdachte hierbij kan hebben gehad en derhalve los van het tenlastegelegde doel dat aan de genoemde handelingen wordt gekoppeld

De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is met welk doel voormelde gedragingen zijn verricht en of voldoende komt vast te staan dat de verdachte het oogmerk heeft gehad om door te reizen naar het strijdgebied in Syrië en/of Irak. Als dit kan worden vastgesteld, rijst vervolgens de vraag of zij het oogmerk heeft gehad om zich aldaar aan te sluiten bij een organisatie (IS, Jabhat al Nusra, al-Qaeda of een aan die organisatie(s) gelieerde organisatie) die het plegen van terroristische misdrijven tot oogmerk heeft en de vraag welke rol zij daarbij zou gaan spelen. Voorts is dan de vraag aan de orde of sprake is van een begin van uitvoering van deelname aan een terroristische organisatie.

De verklaringen van de verdachte

De verdachte heeft vanaf het moment van haar aanhouding ontkend dat zij wilde doorreizen naar Syrië en/of Irak. Zij ging gebukt onder haar drukke leven en het beroep dat door haar familie op haar werd gedaan. Sinds twee jaar had zij contact met [Betrokkene 1] . Zij heeft hem leren kennen via Facebook en zij hebben een relatie gekregen. Ze dacht dat hij gescheiden was en één dochter had. Ze heeft haar familie niet verteld over haar relatie omdat zij niet aan kon komen met een man die niet Marokkaans was. Uiteindelijk is besloten om te gaan trouwen en zouden [Betrokkene 1] en zij samen op huwelijksreis gaan. De verdachte wilde er ook erg graag even tussenuit. Zij heeft niets tegen haar familie gezegd, ook om hen te kunnen choqueren. Om die reden heeft zij ook het testament onder haar hoofdkussen gelegd. Zij was van plan in Turkije contact met haar familie op te nemen. [Betrokkene 1] heeft de reis naar Turkije geregeld en betaald. Tijdens haar detentie heeft zij pas vernomen dat [Betrokkene 1] ten tijde van het sluiten van het Islamitisch huwelijk met haar, met iemand anders getrouwd was en dat hij met deze vrouw niet één, maar twee, kinderen heeft.

De verdachte heeft voorts verklaard dat zij geen radicaal gedachtegoed aanhangt en dat zij ook nooit heeft meegekregen dat [Betrokkene 1] radicaal zou zijn. Het testament heeft zij al in januari 2016 gemaakt. Dat heeft ze gedaan omdat elke moslim een testament moet opmaken en niet omdat zij naar Syrië en/of Irak wilde gaan. Over de bestanden op haar laptop en telefoon heeft zij verklaard dat zij niet meer weet hoe deze daarop zijn gekomen. De laptop werd door meer mensen gebruikt en er zat geen beveiliging op. De telefoon werd ook door [Betrokkene 1] gebruikt. Waarom de bestanden op haar telefoon zijn gewist rond de datum van de reis, weet de verdachte ook niet meer.

[Betrokkene 1] en het Belgisch onderzoek

Met betrekking tot [Betrokkene 1] volgt – onder meer – het volgende uit het dossier.

In een getapt telefoongesprek van 30 september 2016 tussen [Betrokkene 1] (de rechtbank begrijpt [Betrokkene 1] ) en [Betrokkene 6] wordt door [Betrokkene 6] gezegd: “Ik zal je missen broeder, ik zweer het, jij verlaat je familie, moge Allah met jou tevreden zijn en beschermen. Belonen met wat je maar wenst. Hopelijk (huilt harder) heb je tijd broeder om elkaar te ontmoeten”. Aan de zijde van [Betrokkene 1] is in dit gesprek gesnik te horen. [Betrokkene 6] heeft later ook verklaard dat hij er 50-50 zeker van was dat [Betrokkene 1] zou gaan uitreizen. Voorts heeft [Betrokkene 7] verklaard dat hij de tickets heeft geregeld voor [Betrokkene 1] in Kosovo en dat ene [Betrokkene 8] de tickets heeft betaald. Voorts heeft [Betrokkene 7] verklaard dat [Betrokkene 9] tegen hem heeft gezegd dat [Betrokkene 1] zou hebben gezegd dat hij nooit zou terugkeren, dus dat [Betrokkene 9] verbaasd was om te horen dat [Betrokkene 1] weer terugkwam.

Uit chatgesprekken tussen “Ensar Musab” ( [Betrokkene 7] ) en “ [Betrokkene 8] ”, gevoerd tussen 1 oktober 2016 en 24 oktober 2016 is voorts het volgende gebleken.

Op 3 oktober 2016 heeft Ensar Musab, [Betrokkene 8] geïnformeerd dat de familie van de echtgenote van de broeder gekend is voor terrorisme. Op 19 oktober 2016 heeft [Betrokkene 7] verteld dat ‘de broeder de Kroaat ‘met zijn vrouw is tegengehouden in Turkije door de ongelovigen. De vrouw werd opgesloten. [Betrokkene 8] heeft hierop gevraagd: “ging gaan Wallah? “ waarop [Betrokkene 7] bevestigend heeft geantwoord. [Betrokkene 8] heeft hierop gezegd: “zo had Allah het voorgeschreven om te gebeuren.”

Op 25 oktober 2016 heeft iemand met de chatnaam “Imam” aan [Betrokkene 7] laten weten dat hij hem contacteert omdat hij zelf door een Irakees is gecontacteerd die hem heeft gevraagd om [Betrokkene 7] te contacteren. Uit het gesprek volgt dat de Irakees reeds met [Betrokkene 7] in contact is geweest om een broeder te helpen “naar hier te komen”. [Betrokkene 7] heeft in het gesprek met “Imam” bevestigd dat hij de Irakees heeft verteld dat een broeder uit België van plan is geweest om ‘naar jullie te vertrekken’ en dat de Irakees wilde helpen. [Betrokkene 7] heeft voorts verteld dat de Belgische broeder door Turkije is teruggestuurd, zijn Marokkaanse vrouw in ‘de bak’ in Holland zit en de man met een ander paspoort heeft gereisd, waardoor hij niet is aangehouden.

[Betrokkene 1] heeft verklaard dat hij op huwelijksreis ging met de verdachte. Hij had haar niet verteld dat hij nog getrouwd was en twee kinderen had.

Het oordeel van de rechtbank

De uiterlijke verschijningsvorm van de reis die de verdachte heeft gemaakt en deels nog zou gaan maken, inclusief immers tickets voor een terugreis en een geboekt hotel voor de duur van de reis, is die van een (huwelijks)reis naar Turkije. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt het in het dossier aan wettig (en overtuigend) bewijs dat deze reis een geheel ander karakter had, namelijk dat van het begin van een doorreis naar het strijdgebied in Syrië en/of Irak. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

In het dossier zijn aanwijzingen te vinden dat de verdachte een radicaal gedachtegoed aanhing. Zo zouden de bestanden die op de laptop van de verdachte zijn aangetroffen, waaronder documenten die direct op IS en de gewapende jihadstrijd zien, immers kunnen wijzen op een radicale ideologie bij de verdachte. De rechtbank acht de verklaring hieromtrent van de verdachte ook weinig aannemelijk, temeer nu de desbetreffende bestanden aangetroffen zijn in de map op de laptop getiteld “ Aziza islam kennis”. Het is dan ook niet erg waarschijnlijk dat een derde deze documenten op de laptop heeft gezet. Ook de gewiste bestanden op haar telefoon lijken – onder meer – te gaan over de gewapende jihadstrijd en over Syrië. Ook hieromtrent, alsook over het opvallende wissen van de bestanden vlak voor de reis, is de verdachte vaag gebleven in haar verklaringen. Indien de rechtbank er evenwel van uit zou gaan dat de verdachte ook daadwerkelijk een radicale ideologie zou aanhangen, kan een dergelijk gedachtegoed enkel dienen als inkleuring van de tenlastegelegde feitelijke handelingen en eventueel bijdragen aan de overtuiging dat de verdachte bepaalde strafbare feiten heeft begaan. Het kan derhalve een aanwijzing zijn, maar levert op zichzelf geen bewijs op dat de verdachte daadwerkelijk naar een strijdgebied wilde afreizen.

Wat de in de woning van de verdachte aangetroffen spullen betreft, geldt hetzelfde, nog daargelaten dat het voorhanden hebben van dergelijke spullen niet zonder meer duidt op het aanhangen van een radicaal gedachtegoed.

Het achterlaten van een testament, het sluiten van een islamitisch huwelijk kort vóór vertrek en het reizen via een omweg – in casu via België en Düsseldorf - zouden aanwijzingen kunnen zijn voor een doorreis naar het strijdgebied. Nu overig concreet bewijs ontbreekt voor de conclusie dat de verdachte daadwerkelijk wilde doorreizen zijn deze aanwijzingen, ook in onderlinge samenhang, onvoldoende om dit te kunnen aannemen. Dit geldt temeer nu de verdachte het testament al langer geleden had opgemaakt en de omweg in onderhavige zaak mede lijkt te zijn ingegeven door het feit dat [Betrokkene 1] in België woonachtig was.

De verklaringen van de zussen van de verdachte, die zij overigens later hebben genuanceerd, en de overige verklaringen in het dossier bevatten niet meer dan vermoedens en gissingen en leveren geen concreet bewijs op dat de verdachte zou hebben willen uitreizen. Dat de verdachte financiële middelen voor een doorreis zou hebben verworven of een tweede keer zou hebben willen doorreizen, blijkt evenmin. Wel wordt de verklaring van de verdachte dat zij onder grote druk stond en op haar door haar familie een groot beroep werd gedaan, door diverse getuigen ondersteund. Dat de verdachte er even tussenuit wilde en dat zij haar familie hiervan niet op de hoogte heeft willen stellen, is derhalve niet onvoorstelbaar.

Niet alle onderdelen van de verklaringen van de verdachte acht de rechtbank aannemelijk, echter deze omstandigheid levert geen bewijs van de ten laste gelegd feiten op.

De rechtbank ziet wel sterke aanwijzingen dat [Betrokkene 1] heeft willen doorreizen naar een strijdgebied en dat hij tot doel heeft gehad zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie. De bewijsmiddelen daaromtrent zien echter alleen op [Betrokkene 1] . Geen van de getuigen in het Belgisch onderzoek verklaren dat zij de verdachte persoonlijk gesproken of gezien hebben. Nergens blijkt uit dat de verdachte wist wat [Betrokkene 1] van plan was of dat [Betrokkene 1] zijn voornemens met de verdachte heeft gedeeld. Integendeel, uit het dossier volgt dat [Betrokkene 1] de verdachte in ieder geval heeft voorgelogen over zijn vrouw en kinderen. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de mogelijke intenties van [Betrokkene 1] en evenmin dat, als zij hiervan al op de hoogte zou zijn geweest, dat ze hiermee heeft ingestemd. Er is geen concreet bewijs voorhanden waaruit kan worden opgemaakt dat er tussen de verdachte en [Betrokkene 1] een bewuste en nauwe samenwerking is geweest gericht op de tenlastegelegde gedragingen. Dat op 19 september 2016 met de telefoon van de verdachte en later ook nog met telefoonnummers die gelinkt kunnen worden aan [Betrokkene 1] geprobeerd is contact te zoeken met het nummer van de echtgenoot van [Betrokkene 5] is weliswaar vreemd, maar levert geen bewijs op dat de verdachte samen met [Betrokkene 1] wilde uitreizen naar Syrië en/of Irak. Ook de bovengenoemde aanwijzingen zijn hiervoor onvoldoende.

Reeds gelet op het bovenstaande is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het onder 1 tenlastegelegde feit en dient de verdachte daarvan te worden vrijgesproken.

De rechtbank ziet evenwel ook overigens nog de nodige bewijsproblemen. Indien wel vastgesteld zou zijn dat de verdachte daadwerkelijk wilde doorreizen, rijst de vraag naar welk strijdgebied zij had willen gaan en bij welke groepering zij zich had willen aansluiten. Het dossier biedt op deze punten weinig informatie. Daarenboven kan uit het dossier niet worden afgeleid welke (strafbare) rol, gericht op de verwezenlijking van het terroristisch oogmerk van die groepering verdachte, als vrouw, dan zou zijn gaan verrichten en op welke - enigszins concrete - handelingen verdachtes opzet in deze zaak dan was gericht. En zelfs indien zulks allemaal zou kunnen worden vastgesteld, is het voorts de vraag of in onderhavige zaak sprake is geweest van een begin van uitvoering van deelname aan een terroristische organisatie, nu de reis van de verdachte is geëindigd in Istanbul.

Feit 2

Gelet op het bovenstaande is de rechtbank – in navolging van de officier van justitie en de verdediging – ook van oordeel dat vrijspraak dient te volgen van hetgeen aan de verdachte onder feit 2 is tenlastegelegd.

5 Voorwaardelijk verzoek

De verdediging heeft – opnieuw - verzocht de moeder van [Betrokkene 5] als getuige te horen indien de rechtbank een contactpoging d.d. 19 februari 2016 naar het nummer op naam van de echtgenoot van deze [Betrokkene 5] in de bewijsconstructie zou gebruiken. Nu de rechtbank niet toekomt aan een bewijsconstructie, is deze voorwaarde niet vervuld en behoeft de rechtbank niet in te gaan op het verzoek van de verdediging.

6 Slotoverweging

De officier van justitie heeft in haar requisitoir de inhoud van verschillende documenten aangehaald waarin informatie is opgenomen over terrorisme, terugkeerders, de strijd in Syrië en het leven bij terroristische groeperingen. Willen dergelijke documenten voor een bewijsconstructie kunnen worden gebezigd, dan dienen deze zich naar het oordeel van de rechtbank in het dossier te bevinden. De officier van justitie heeft van voeging van die stukken echter (kennelijk) afgezien. Dat de bewuste documenten op het internet voor een ieder te raadplegen zijn (hetgeen overigens niet geldt voor het door de officier van justitie aangehaalde kennisdocument van dr. J. Jolen getiteld ‘van opstand naar jihad’), volstaat in dit verband niet.

7 De beslissing

De rechtbank:

verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Dit vonnis is gewezen door

mr. J.A. van Steen, voorzitter,

mr. J.E. Bierling, rechter,

mr. R.E. Perquin, rechter,

in tegenwoordigheid van mr. M. Sepmeijer-Kovacevic, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 maart 2017.

Bijlage I: De tenlastelegging

Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat

1.

zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september

2016 tot en met 1 oktober 2016 te Den Haag en/of (elders) in Nederland en/of

te België en/of te Duitsland en/of te Turkije en/of elders in Europa,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om deel te nemen

aan een organisatie, te weten

Islamic State (IS) en/of Jabhat Fatah al-Sham (voorheen: Jabhat

al-Nusra) en/of Al Qaida, althans aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde

organisaties, althans (een) organisatie(s) die de gewelddadige Jihadstrijd

voorstaat/voorstaan, welke organisatie(s) tot oogmerk heeft/hebben het plegen

van terroristische misdrijven, te weten:

-het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl

daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel

en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood

ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht ), (te)

begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het

Wetboek van Strafrecht) en/of

-doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel

288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of

-moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 28 9

jo 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of

-de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot

eerder vermelde misdrijven zoals bedoeld in artikel 176a en /of 176b en/of 289a

en/of 96 lid 2 Wetboek van Strafrecht en/of

-het voorhanden hebben van één of meer wapens en/of munitie van de categorieën

II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 Wet Wapens en Munitie) (te)

begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een

terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld

in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van Wet Wapens en Munitie),

A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewelddadige

Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk gevoerd door de (terroristische)

organisaties Islamic State (IS) en/of Jabhat Fatah al-Sham (voorheen: Jabhat

al-Nusra) en/of Al Qaida, althans (een) aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde

organisatie(s), althans (een) organisatie(s) die de gewelddadige Jihadstrijd

voorstaat/voorstaan, (verder) heeft eigen gemaakt, en/of

B. islamitisch is gehuwd kort voor en/of ten behoeve van de hierna te noemen

reis naar Syrië en/of Irak en/of haar, verdachtes, (toekomstig) verblijf in

Syrië en/of Irak ten behoeve van de gewelddadige Jihadstrijd en/of

C. via een zus en/of een vriendin en/of een ander financiële middelen heeft

geworven/verworven voor de hierna te noemen reis naar Syrië en/of Irak en/of

haar, verdachtes, (toekomstig) verblijf in Syrië en/of Irak ten behoeve van de

gewelddadige Jihadstrijd en/of

D. een of meerdere vliegticket(s) voor een vlucht naar Turkije heeft laten

boeken bij en/of kopen door een onbekend gebleven persoon in Pristina (Kosovo)

(welke vliegticket(s) met contant geld zijn betaald), ten behoeve van de reis

naar Syrië en/of Irak en/of

E. een hotel, althans accommodatie, heeft geboekt in de stad Konya (Turkije)

ten behoeve van de (door)reis naar Syrië en/of Irak en/of

F. een testament heeft opgemaakt en achtergelaten bij/voor haar familie,

waarin zij, verdachte schrijft - zakelijk weergegeven - dat zij schulden heeft

en/of hoe haar, verdachtes, spullen verdeeld kunnen worden en/of dat zij,

verdachte, de familieleden in het paradijs zal zien (bij Gods wil) en/of

waarin zij, verdachte, haar familie vraagt om vergiffenis en/of

G. vanuit Den Haag via Antwerpen de reis heeft gemaakt naar Düsseldorf en/of

(aldaar) het vliegtuig naar Turkije heeft genomen, ten behoeve van het zich

vervolgens begeven naar de gewelddadige jihadstrijd in Syrië en/of Irak en/of

H. bij terugkeer in Duitsland heeft getracht om door te reizen naar Irak en/of

Jemen, (opnieuw) ten behoeve van het zich (vervolgens) begeven naar de

gewelddadige jihadstrijd in Syrië en/of Irak,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.

zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september

2016 tot en met 1 oktober 2016 te Den Haag en/of (elders) in Nederland en/of

te België en/of te Duitsland en/of te Turkije en/of elders in Europa,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van de/het

(meermalen) te plegen misdrij(f)(ven) omschreven in artikel 157 en /of 176a

en/of 176b en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van Strafrecht, te weten:

- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl

daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk

letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands

dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of

- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk,

- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen

plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe

gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of

- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van de/het

misdrij(f)(ven) aan zich of aan anderen heeft verschaft en/of

- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd zijn tot

het plegen van de/het misdrij(f)(ven)

immers heeft zij, verdachte, al dan niet tezamen met haar medeverdachte(n)

A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewelddadige

Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk gevoerd door de (terroristische)

organisaties Islamic State (IS) en/of Jabhat Fatah al-Sham (voorheen: Jabhat

al-Nusra) en/of Al Qaida, althans (een) aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde

organisatie(s), althans (een) organisatie(s) die de gewelddadige Jihadstrijd

voorstaat/voorstaan, (verder) eigen gemaakt, en/of

B. een islamitisch huwelijk gesloten kort voor en/of ten behoeve van de

hierna te noemen reis naar Syrië en/of Irak en/of haar, verdachtes

(toekomstig) verblijf in Syrië en/of Irak ten behoeve van de gewelddadige

Jihadstrijd en/of

C. via een zus en/of een vriendin en/of een ander financiële middelen

geworven/verworven voor de hierna te noemen reis naar Syrië en/of Irak en/of

haar, verdachtes (toekomstig) verblijf in Syrië en/of Irak ten behoeve van de

gewelddadige Jihadstrijd en/of

D. een of meerdere vliegticket(s) voor een vlucht naar Turkije laten boeken

bij en/of kopen door een onbekend gebleven persoon in Pristina (Kosovo)

(welke vliegticket(s) met contant geld zijn betaald), ten behoeve van de reis

naar Syrië en/of Irak en/of

E. een hotel, althans accommodatie, geboekt in de stad Konya (Turkije) ten

behoeve van de (door)reis naar Syrië en/of Irak en/of

F. een testament opgemaakt en achtergelaten bij/voor haar familie, waarin zij,

verdachte schrijft - zakelijk weergegeven - dat zij schulden heeft en/of hoe

haar, verdachtes, spullen verdeeld kunnen worden en/of dat zij, verdachte, de

familieleden in het paradijs zal zien (bij Gods wil) en/of waarin zij,

verdachte, haar familie vraagt om vergiffenis en/of

G. vanuit Den Haag via Antwerpen de reis gemaakt naar Düsseldorf en/of

(aldaar) het vliegtuig naar Turkije genomen, ten behoeve van het zich

vervolgens begeven naar de gewelddadige jihadstrijd in Syrië en/of Irak en/of

H. bij terugkeer in Duitsland getracht om door te reizen naar Irak en/of

Jemen, (opnieuw) ten behoeve van het zich (vervolgens) begeven naar de

gewelddadige jihadstrijd in Syrië en/of Irak,

in welke strijd moord en/of doodslag en/of brandstichting en/of het

teweegbrengen van ontploffingen worden gepleegd, telkens met een terroristisch

oogmerk.

Rechtbank Den Haag, 10 december 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:14365 (Context), hoofdstuk 3.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature