Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Kort geding. Eiseres heeft hete thee over benen gehad toen theekopje van gedaagde explodeerde.

Zij vordert in kort geding een voorschot van € 200.000,-- op schadevergoeding. Deze schade heeft vooral betrekking op verlies aan arbeidsvermogen.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

handelskamer

locatie Utrecht

zaaknummer / rolnummer: C/16/413799 / KG ZA 16-296

Vonnis in kort geding van 1 juli 2016

in de zaak van

[eiseres] ,hierna: [eiseres]

wonende te [woonplaats] ,

eiseres,

advocaat mr. F.H.J. van Schoonhoven,

tegen

1. de vennootschap naar buitenlands recht

YOGI TEA GMBH,hierna: Yogi Tea,

kantoorhoudende te Hamburg, Duitsland,

in de zaak woonplaats gekozen te Arnhem ten kantoor van haar advocaat,

2. de vennootschap naar buitenlands rechtALLIANZ GLOBAL CORPORATE & SPECIALTY S.E.,hierna: Allianz ,kantoorhoudende te München, Duitsland,in deze zaak woonplaats gekozen te Arnhem ten kantoor van haar advocaat,gedaagden,hierna gezamenlijk te noemen: Yogi Tea c.s.,

advocaat mr. D.K. Baas.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding,

de producties a tot en met i van [eiseres] ,- de producties 1 tot en met 10 van Yogi Tea c.s.,

de mondelinge behandeling van 8 juni 2016,

de pleitnota van de raadsman van [eiseres] ,

de pleitnota van de raadsman van Yogi Tea c.s..

1.2.

Partijen hebben na afloop van de zitting de voorzieningenrechter verzocht om de zaak aan te houden opdat zij kunnen bezien of een minnelijke oplossing tussen hen kan worden bereikt. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek gehonoreerd. Bij faxbericht van 15 juni 2016 heeft de advocaat van [eiseres] aan de voorzieningenrechter bericht dat partijen geen schikking hebben bereikt en verzocht om vonnis in deze zaak te wijzen.

1.3.

Ten slotte is vonnis (nader) bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

[eiseres] exploiteert een eenmanszaak zonder personeel genaamd [eenmanszaak] . Zij richt zich daarbij op het geven van pilates en (aerial) yoga lessen, verscheidene workshops, lifestyle en voedingsadvies, personal training & coaching en bedrijfsfitness. Deze activiteiten worden verricht in het eerste, tweede en vierde kwartaal van het jaar.

2.2.

Yogi Tea houdt zich bezig met de productie van thee. Allianz is de aansprakelijkheidsverzekeraar van Yogi Tea.

2.3.

Op 9 januari 2014 brak een theeglas met daarop de naam van Yogi Tea vermeld, waardoor [eiseres] hete thee over haar beide bovenbenen kreeg en eerste- en tweedegraads brandwonden heeft opgelopen. Dit voorval zal hierna worden aangeduid als “het ongeval”.

2.4.

Yogi Tea heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.

2.5.

[eiseres] heeft in februari 2014 enkele yogalessen gegeven en ook in maart 2014 heeft zij dat gedaan.

2.6.

Op 31 maart 2014 heeft Allianz schade-expert [A] (hierna: [A] ), werkzaam bij [naam] Expertise, ingeschakeld om de schade van [eiseres] te inventariseren. [A] heeft zijn conceptrapport aan de advocaat van [eiseres] gezonden, die dit van commentaar heeft voorzien. Vervolgens heeft [A] zijn rapport gedateerd van 7 mei 2014 uitgebracht. Ten tijde van het opstellen van dit rapport beschikte [A] nog niet over de benodigde jaarstukken en IB-aangiften. Deze stukken heeft hij, nadat hij daartoe had verzocht, van [eiseres] ontvangen. [A] heeft vervolgens op 4 juli 2014 een afwikkelingsvoorstel opgesteld. Aan [eiseres] is ondertussen een (voorschot)betaling van € 15.000,00 gedaan.

2.7.

Er is na het afwikkelingsvoorstel tussen partijen discussie ontstaan over de schadeomvang. Het commentaar dat [eiseres] op dit voorstel had, is voorgelegd aan [A] . [A] heeft hierop vervolgens gereageerd in zijn rapport van 30 oktober 2014 en is bij zijn afwikkelingsvoorstel gebleven.

2.8.

[eiseres] heeft vervolgens een contra-expertise laten uitvoeren door schade-expert [X] (hierna: [X] ), werkzaam bij Groot Letselschade Experts B.V. Allianz heeft de kosten van deze expert vergoed en heeft een nieuwe voorschotbetaling van € 15.000,00 aan [eiseres] betaald.

2.9.

[X] heeft op 26 maart 2015 zijn rapport uitgebracht. [X] stelde de schade wegens verlies van verdienvermogen over 2014 vast op € 85.710,00, kosten huishoudelijke hulp op € 3.000,00 en materiele schade op € 1.000,00.

2.10.

[A] is vervolgens door Yogi Tea verzocht om het rapport van [X] te beoordelen en een finaal rapport op te stellen, onder meer op basis van de door [X] beoordeelde stukken. [A] heeft op 8 juli 2015 zijn eindrapport (definitief) uitgebracht. In dit eindrapport komt [A] tot het voorstel om de schade af te wikkelen voor een bedrag van € 50.000,00, bestaande uit het verlies aan verdienvermogen over 2014 van € 43.000,00, een smartengeld van € 3.000,00, kosten huishoudelijke hulp € 3.000,00 en materiële kosten € 1.000,00. In zijn eerdere voorstel ging [A] , die toen nog niet beschikte over alle inkomensgegevens, uit een verlies aan verdienvermogen over 2014 van € 25.000,00, een smartengeld van € 2.000,00, kosten huishoudelijke hulp € 3.000,00 en materiële kosten € 1.000,00, totaal € 31.000,00.

2.11.

Op 22 juni 2015 is [eiseres] naar haar huisarts gegaan in verband met stress gerelateerde klachten zoals piekeren, slaapproblemen en angstproblemen. Na dit huisartsbezoek heeft [eiseres] zich op 24 juli 2015 bij Stichting Care to Change te Hilversum aangemeld voor een behandeling van haar klachten. Er is toen het door [eiseres] als productie 10 overgelegde behandelplan opgesteld. Dit behandelplan voorziet in 8 á 10 behandelingen van 45 minuten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] verklaard dat zij nog steeds in behandeling is bij Stichting Care tot Change en dat zij denkt behandeling nodig te hebben zo lang het geschil met Yogi Tea c.s. voortduurt.

2.12.

[eiseres] heeft aan Yogi Tea c.s. gemeld dat zij psychische klachten ten gevolge van het ongeval heeft ontwikkeld, dat zij door het ongeval uit balans is geraakt en in een negatieve spiraal is terechtgekomen.

2.13.

Yogi Tea c.s. heeft vervolgens een, verzekeringsarts mevr. [K] (verder: [K] ) ingeschakeld om te bezien wat de psychische klachten precies inhouden en of deze gerelateerd kunnen worden aan het ongeval. [K] heef vervolgens op 2 november 2015 gerapporteerd en – samengevat – geconcludeerd dat:- de medische informatie te beperkt is om een goed oordeel te kunnen geven,- er geen medische beperkingen zijn aan te geven voor het opnieuw starten van de onderneming, - het causaal verband tussen het ongeval, de psychische problemen en de situatie van [eiseres] onvoldoende onderbouwd is.

2.14.

[eiseres] heeft op haar beurt verzekeringsarts mevr. [S] (verder: [S] ) verzocht om te rapporteren over haar situatie.

2.15.

[K] is vervolgens weer verzocht om te reageren op het rapport van [S] . [K] heeft dit gedaan bij rapport van 26 mei 2016.

2.16.

[eiseres] wil dat aan haar de schade wordt vergoed op basis van het rapport van [X] inclusief alle daarin opgenomen PM posten en te vermeerderen met de schade over het jaar 2015, 2016 en verder zolang als het herstelplan (medisch behandelplan) voortduurt en tot het moment dat zij weer in staat zal zijn haar eenmanszaak op niveau te brengen dat het zou zijn geweest zonder ongeval.

[eiseres] heeft daarvoor ook een bodemprocedure bij deze rechtbank aanhangig gemaakt.

In deze bodemprocedure vordert [eiseres] onder meer € 256.630,00 ten titel van voorschot op de werkelijk geleden en nog te lijden schade ter vaststelling waarvan zij verwijzing naar een schadestaatprocedure vordert . Dit bedrag is als volgt samengesteld:a. verlies van arbeidsvermogen 2014, 2015, 2016 ad € 85.710,00 per jaar € 257.130,00b. verlies van fiscaalonvriendelijke inkomsten 2014, 2015, 2016 ad € 6.500,00 per jaar € 19.500,00c) mantelzorg 2014, 2015, 2016 ad € 3.000,00 per jaar € 9.000,00d) overige materiële schade € 1.000,00 subtotaal € 286.630,00waarop in mindering reeds betaald € 30.000,00 totaal € 256.630,00

Naast deze schadeposten maakt [eiseres] nog aanspraak op vergoeding van de volgende p.m. schadeposten:- verlies van arbeidsvermogen na 2016- verlies van verlies van fiscaalonvriendelijke inkomsten na 2016- mantelzorg na 2016- smartengeld- kosten advocaat- kosten vervolg (contra)expertise(s) en medisch adviseur- wettelijke rente- proceskosten.

De bodemprocedure staat voor het nemen van een conclusie van antwoord door Yogi Tea c.s.

3 Het geschil

3.1.

[eiseres] vordert dat Yogi Tea en Allianz, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van:a) € 200.000,-- althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag, ten titel van voorschot op de door [eiseres] werkelijk geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval,b) de proces- en nakosten.

3.2.

[eiseres] legt aan haar vordering – samengevat – het volgende ten grondslag.

Er is sprake van productaansprakelijkheid/onrechtmatige daad van Yogi Tea. Yogi Tea heeft deze aansprakelijkheid ook erkend. Yogi Tea dient de schade die [eiseres] als gevolg van het ongeval lijdt te vergoeden. had een goed lopend bedrijf met een bewezen gedegen groeicapaciteit tot het moment van het ongeval. Dit bedrijf is na het ongeval “volledig ingestort”, omdat [eiseres] vanwege haar psychische gesteldheid dit bedrijf niet meer op niveau kon krijgen. Yogi Tea dient de schade, waaronder met name het verlies aan arbeidsvermogen, die [eiseres] daardoor lijdt dan ook te vergoeden. [eiseres] is door het ongeval volledig uit balans geraakt en kan haar werk niet uitvoeren zo lang dat voortduurt.

3.3.

Yogi Tea c.s. voert verweer.

3.2.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

De onderhavige zaak heeft een internationaal karakter, aangezien [eiseres] in Nederland woont en Yogi Tea c.s. in Duitsland is gevestigd.

4.2.

De voorzieningenrechter dient daarom eerst ambtshalve te beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Geconcludeerd wordt dat dit op grond van artikel 7 lid 2 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX-Vo 2012) het geval is. De grondslag van de vordering betreft een onrechtmatige daad (productaansprakelijkheid) en niet ter discussie staat dat het schadebrengende feit (de plaats van de veroorzakende gebeurtenis en/of de plaats waar de schade is ingetreden) zich in Nederland, namelijk in de woonplaats van [eiseres] heeft voorgedaan. In het voorgaande ligt ook besloten dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank relatief bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen jegens Yogi Tea.

Allianz heeft zich er op beroepen dat de vordering jegens haar op grond van artikel 7:954 BW niet voor de Nederlandse rechter gebracht kan worden.Dit argument gaat niet op. Op grond van artikel 11 lid 2 jo artikel 9 lid 1 sub a van de verordening (EG) Nr. 44/2001 van 22 december 2000 is de werkingssfeer van de bevoegdheidsregel van artikel 9 lid 1 sub a, waarin staat dat de verzekeraar kan worden opgeroepen voor het gerecht van de woonplaats van eiser, uitgebreid tot de personen als bedoeld in artikel 11 lid 2, te weten getroffenen die rechtstreeks een vordering jegens de verzekeraar instellen. Dit betekent dat de rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van de vordering jegens Allianz.

4.3.

Het is gelet op het internationale karakter van deze zaak de vraag aan de hand van welk recht, het Nederlands recht of Duits recht, de vorderingen van [eiseres] moeten worden beoordeeld.

De bepaling van het toepasselijke recht dient plaats te vinden aan de hand van de Verordening (EG) nr. 864/2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Verordening Rome II), nu de vordering betrekking heeft op een door deze verordening bestreken onderwerp en de gestelde schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden na inwerkingtreding van de verordening (11 januari 2009). Het is niet gesteld of gebleken dat door partijen een keuze is gedaan ten aanzien van het toepasselijke recht. Op grond van artikel 4 van Verordening Rome II is dan ook het recht van toepassing van het land waar de schade zich voordoet. De gestelde schade heeft zich in het onderhavige geval voorgedaan in Nederland, zodat op de onderhavige vordering jegens Yogi Tea Nederlands recht van toepassing is.

Voor de het toepasselijk recht op de vordering jegens Allianz is van belang dat de directe actie van [eiseres] , die naar aard er toe strekt om de vordering van Yogi Tea jegens Allianz te gelde te maken, wordt beheerst door Duits recht. Ter zitting heeft de raadsman van [eiseres] niet de gronden kunnen aangeven van de directe actie jegens Allianz. In kort geding is voor nadere onderbouwing van die vordering geen plaats.

Dit betekent dat de vordering jegens Allianz zal worden afgewezen.

4.4.

De voorzieningenrechter zal eerst de tegen Yogi Tea ingestelde geldvordering bespreken.

4.5.

Vooropgesteld wordt dat met betrekking tot de toewijzing van een geldvordering in kort geding terughoudendheid op zijn plaats is. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar – kort gezegd – het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.

4.6.

De voorzieningenrechter acht het belang van [eiseres] bij een aanvullend voorschot te krijgen, gelet op haar financiële situatie, voldoende spoedeisend. De voorzieningenrechter zal eerst onderzoeken of het voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter van oordeel zal zijn dat de omvang van de aansprakelijkheid van Yogi Tea, en dus de aan het ongeval toerekenbare schade van [eiseres] , groter is dan de schadevergoeding van € 30.000,00 die (onder algemene titel) als voorschot aan [eiseres] is betaald. Als dat het geval is dan dient de voorzieningenrechter te beoordelen of op basis van de gedingstukken het bedrag kan worden bepaald waarvan voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter Yogi Tea tot betaling daarvan zal veroordelen.

Het is aan [eiseres] om in het kader van dit kort geding aannemelijk te maken dat de bodemrechter zal oordelen dat Yogi Tea c.s. een hoger bedrag dan het al aan haar betaalde bedrag, zal moeten betalen.

4.7.

De aansprakelijkheid van Yogi Tea staat tussen partijen niet ter discussie aangezien Yogi Tea deze aansprakelijkheid heeft erkend. Yogi Tea is dan ook verplicht om de schade die [eiseres] als gevolg van het ongeval lijdt c.q. zal lijden te vergoeden.

4.8.

De door [eiseres] in de bodemprocedure en in het kader van dit kort geding gevorderde schadevergoeding bestaat grotendeels uit een vergoeding van de schade vanwege het verlies van arbeidsvermogen met betrekking tot de periode van 2014 en daarop volgende jaren.

4.9.

Yogi Tea voert als verweer dat deze schade niet aan het ongeval valt toe te rekenen en voor zover dit al zo zou zijn dan betwist zij de omvang van deze schade.

4.10.

De voorzieningenrechter overweegt dat het niet aannemelijk is dat de bodemrechter op basis van de in dit geding overgelegde processtukken de in dit kort geding door [eiseres] gevorderde voorschot van € 200.000,00 op de schadevergoeding zal toewijzen.

Voorts is het de vraag of voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter een hoger bedrag aan schadevergoeding zal gaan toewijzen dan het bedrag dat reeds als voorschot aan [eiseres] is voldaan. Dat acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk.

Daarover overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

4.11.1.

[eiseres] voert aan dat haar bedrijf is ingestort, omdat zij ten gevolge van het ongeval psychische klachten heeft gekregen waardoor zij niet meer in staat was om haar bedrijf op de door haar voorgestane wijze uit te voeren. [eiseres] heeft aangegeven dat de brandwonden goed zijn genezen.

[eiseres] heeft ter onderbouwing van het oorzakelijk verband tussen het ongeval, haar psychische schade en het tenietgaan van haar bedrijf gewezen op de volgende feiten en omstandigheden:- het bezoek bij haar huisarts op 9 januari 2014 voor de behandeling van haar brandwonden en op 10 januari 2014 voor een herbeoordeling en uitbereide wondbehandeling;

- het bezoek op 13 maart 2014 aan de kliniek EMC Huidzorg voor de behandeling van diverse (niet met de verbranding samenhangende) bloedblaasjes, tijdens welke behandeling [eiseres] stelt een paniekaanval te hebben gekregen ten gevolge waarvan de behandeling even onderbroken is;

- het bezoek op 1 april 2014 aan de kliniek EMC Huidzorg, ter gelegenheid waarvan de plastisch chirurg de littekens van de brandwonden heeft bekeken en heeft geoordeeld dat over de uiteindelijke littekenvorming nog weinig te zeggen is en dat herbeoordeling over een jaar dient plaats te vinden;

- het bezoek bij de huisarts van 4 april 2014 die geconstateerd heeft dat de brandwonden zeer geleidelijk genezen;

- het bezoek bij de huisarts op 22 juni 2015 in verband met stress gerelateerde klachten, piekeren, slaapproblemen, en angstklachten. Voor de angstklachten is zij doorverwezen naar de specialistische GGZ voor verdere behandeling;

- de behandelovereenkomst van september 2015 met Stichting Change (waar [eiseres] op 24 juli 2015 een eerste gesprek had) en waarin van de volgende klachten melding gemaakt wordt:

“ [eiseres] loopt sinds de rechtszaak na een ongeluk met kokend water op haar tandvlees, ze is moe, haar flow is weg en er is sprake van een disbalans doordat ze heel erg in de ratio is blijven zitten. Ze piekert veel over hoe haar bedrijf was geweest wanneer het ongeval niet was gebeurd en kan het verlies van haar klanten maar moeilijk loslaten. Ze merkt dat zij controleproblemen heeft. [eiseres] heeft hierdoor last van angst, boosheid en irritatie. Voelt zich leeg en kan het verdriet niet altijd goed uiten. Slaapt slecht, zegt sociale contacten af wegens vermoeidheid en haar aandacht is snel versnipperd”.

[eiseres] heeft tevens een verklaring van 3 december 2015 van haar huisarts in het geding gebracht waarin staat dat [eiseres] voorafgaand aan het ongeval een bovengemiddeld goede gezondheid had, geen stress gerelateerde klachten heeft geuit en ter zake van die klachten geen sprake is van een medisch relevant verleden.

[eiseres] heeft ter onderbouwing van het causale verband tussen haar psychische klachten, het ongeval en de beëindiging van haar bedrijf, gewezen op de brieven van [S] . [S] schrijft onder meer,:

“(…) Vanaf april (2014, toevoeging voorzieningenrechter) heeft zij haar rooster weer opengegooid om te proberen dit op te bouwen. Aerial yoga met trapeze kon zij pas weer vanaf september 2014 opstarten. De bedrijfscursussen vervielen omdat uw cliënte daartoe niet in staat was. Zij was psychisch niet in staat een coachende rol in te nemen. Betrokkenen houdt ieder jaar een zomerstop in juni en juli en was van plan na de zomerstop de activiteiten weer op te pakken. In de praktijk bleek dat niet te lukken omdat veel vaste klanten inmiddels een andere vorm van therapie/sport hadden gevonden. Hierdoor liepen de inkomsten sterk terug. Betrokken geeft aan dat zij medisch gezien na de zomer weer in staat was de meeste lessen te geven, maar het lukt haar niet in de flow te komen. Het financiële gat wat was ontstaan was moeilijk op te vullen. (…) Betrokkene was er al die tijd van overtuigd dat zij met Yogi Tea op een goede manier tot een schadevergoeding zouden komen. Geleidelijk aan bleek dat de schadevergoeding bij lange na niet voldeed aan het verlies dat betrokkene zakelijk had geleden. (…) Ondanks het tegenrapport wenst Yogi Tea c.q. Allianz geen adequate schadevergoeding te geven. Hierdoor heeft betrokkenen financiële stress. Haar bedrijf is kapot en zij weet niet wat zij nu verder moet gaan doen, of hoe zij verder moet. Zij zat er daardoor geleidelijk doorheen, waardoor zij uiteindelijk in 2015 zeer gestresst, slecht slapend, piekerend thuis kwam te zitten”.

Op basis van al deze feiten en omstandigheden stelt [eiseres] dat zij geen psychische klachten had voorafgaand aan het ongeval, dat de psychische klachten door het ongeval kunnen zijn ontstaan en dat niet gebleken is van een alternatieve oorzaak van haar psychische klachten. Daarmee staat volgens haar in voldoende mate vast dat er sprake is van psychisch letsel als gevolg waarvan inkomensschade is ontstaan die toegerekend dient te worden aan het ongeval.

4.11.2.

Yogi Tea betwist dit alles. Zij stelt voorop dat de brandwonden restloos zijn genezen en dat die vrij spoedig na het ongeval geen belemmering meer vormden om haar bedrijfsmatige activiteiten te hervatten.

Yogi Tea c.s. beroept zich ter betwisting van het causale verband tussen het ongeval en de stress gerelateerde klachten (vooral) op de brieven van de door haar ingeschakelde verzekeringsgeneeskundige, [K] . [K] schrijft, onder meer,:

“Normaal gesproken genezen eerste- en tweede graads brandwonden binnen enkele weken (…). Waarom het vervolgens niet meer lukt om het bedrijf opnieuw op te starten wordt mij ook niet duidelijk. Hiervoor zijn in ieder geval geen medische beperkingen te geven. Vervolgens ontwikkelt betrokkene kennelijk uitgebreide psychische klachten, maar dan hebben wij het wel inmiddels over anderhalf jaar na het ongeval. Op dit moment zie ik geen enkele onderbouwing voor een causaal verband, dat wil zeggen de huisarts spreekt van brandwonden die betrokkene emotioneel en psychisch erg uit balans hebben gebracht, hetgeen toch moet betekenen dat er ook al andere zaken speelden waardoor dit is gebeurd”.

En:

“Een causaal verband tussen de huidige gestelde klachten en het ongeval lijkt niet aannemelijk. Datzelfde geldt voor het gestelde verband tussen de klachten en de schaderegeling met de verzekeringsmaatschappij. Medische informatie waaruit dit blijkt ontbreekt in ieder geval”.

En:

“Over de reden waarom betrokkene zo van slag raakt na het ongeval kunnen wij alleen maar gissen, omdat wij hier niet goed over zijn geïnformeerd. Zo hebben wij geen objectieve informatie over de voorgeschiedenis, behalve verklaringen, en hebben wij ook geen goede informatie van de verdere behandeling die bij de GGZ zou hebben plaats gevonden.

Ik zie in het advies van collega [S] geen onderbouwing van het causaal verband vanuit objectieve gegevens. Zonder genoemde informatie is het wat mij betreft onmogelijk om over het causaal verband een goede uitspraak te doen. Daarbij lijkt het mij gezien de discussies in dit dossier, waarschijnlijk dat ook na ontvangst van deze informatie nog discussie blijft bestaan en dat een onafhankelijk deskundige zich over deze vraag zal moeten buigen.” 4.11.3. Als uitgangspunt stelt de voorzieningenrechter voorop dat het onderwerp dat partijen verdeeld houdt, psychische schade en causaliteit, bij de beoordeling van letselschade zaken in het algemeen gecompliceerd is en niet zelden aanleiding geeft tot een uitgebreide polemiek. Dat is begrijpelijk omdat de belangen doorgaans groot zijn, zowel het belang van het slachtoffer om de door het ongeval veroorzaakte schade vergoed te krijgen als het belang van de aansprakelijke partij om te voorkomen dat zij meer schade vergoeden moet dan werkelijk in redelijkheid aan het ongeval valt toe te rekenen.

De mogelijke omvang van die belangen komt ook in de onderhavige zaak tot uitdrukking gelet op het door [eiseres] gevorderde voorschot van EUR 200.000,00, zeker indien dat bedrag in het perspectief geplaatst wordt van de ernst van haar lichamelijke verwondingen.

Die ernst van eerste en tweedegraads brandwonden, die bovendien kennelijk goed zijn genezen, is in het algemeen gering te noemen en daarom is het op zich zonder meer begrijpelijk dat de verzekeringsarts van Yogi Tea c.s. serieuze vragen plaatst bij het causale verband tussen het ongeval en de psychische schade.

Het is tot op zekere hoogte voorstelbaar dat [eiseres] als gevolg van haar brandwonden enige tijd niet in staat is geweest om haar activiteiten te verrichten en dat door het wegvallen van haar inkomsten financiële zorgen en psychische stress zijn ontstaan. Het is aanzienlijk lastiger om te begrijpen dat het tijdelijk wegvallen van haar inkomsten en de daardoor veroorzaakte financiële zorgen en stress, zo duurzaam als door haar gesteld, leiden tot zodanige psychische klachten dat, zoals [eiseres] herhaaldelijk heeft gesteld, haar bedrijf volledig is ingestort. Ook dit maakt het begrijpelijk dat Yogi Tea c.s. vraagtekens plaatst bij het aan de vordering ten grondslag liggende causale verband en bij de hoogte van de schadevergoeding waarop [eiseres] meent recht te hebben.

4.11.4.

Bij de beoordeling van het causale verband tussen de psychische schade en het ongeval is van belang dat [eiseres] voldoende feiten moet stellen om het bestaan van dat verband te onderbouwen. Van belang is dat de huisarts heeft verklaard dat [eiseres] voor het ongeval een meer dan gemiddeld gezond persoon was en niet bekend was met psychische klachten. Voorts is niet onbegrijpelijk dat [eiseres] gelet op haar professionele aandacht voor een gezond lichaam, geraakt is door de aantasting daarvan. Het is tevens begrijpelijk dat zij als gevolg daarvan bepaalde tijd haar lessen niet (volledig) heeft kunnen geven, dat daardoor inkomsten zijn weggevallen en dat daardoor stress is ontstaan. Het is echter niet zonder meer te begrijpen dat zij haar activiteiten in de tweede helft van 2014 niet of nauwelijks meer heeft kunnen oppakken terwijl er medisch gesproken geen duidelijke beperkingen meer waren, en zij pas anderhalf jaar na het ongeval naar de huisarts gaat en melding maakt van stress- en angstklachten.

Een rapport van een medisch expert zou daar duidelijkheid over moeten geven. Een rapport van een psychiater en of psycholoog over (kort samengevat) de psychische klachten van [eiseres] , de oorzaak en de gevolgen daarvan, is niet in het geding gebracht. Evenmin is gesteld of gebleken dat een dergelijke medisch specialistische expertise heeft plaatsgevonden en wat daarvan de uitslag is.

4.11.5.

Gegeven deze aard en de inhoud van het debat tussen partijen en de daarbij betrokken financiële belangen is het niet onwaarschijnlijk dat de bodemrechter ter beoordeling van het gestelde causale verband tussen de psychische schade en het ongeval een medisch deskundige zal benoemen. Dit betekent dat deze voorzieningenrechter thans op basis van de voorliggende stukken niet beoordelen kan wat de bodemrechter daarover met een hoge mate van waarschijnlijkheid oordelen zal. Dit betekent dat evenmin geoordeeld kan worden dat het in voldoende mate waarschijnlijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat er sprake is van door het ongeval veroorzaakte psychische schade als gevolg waarvan [eiseres] haar ondernemings- of daarvoor in de plaats komende activiteiten niet eerder heeft kunnen, en evenmin meer kan, hervatten.

4.11.6.

Zoals reeds overwogen is, het is voldoende aannemelijk dat [eiseres] vanwege haar brandwonden enige tijd niet in staat is geweest yogalessen te geven. Uit het dossier blijkt dat zij na de zomer 2014 zich medisch weer in staat achtte om haar lessen te hervatten.

Dat zij redelijkerwijs in staat moet zijn geweest om haar lessen eerder aan te vangen, heeft Yogi Tea niet gesteld. Het is aannemelijk dat door haar uitval, deelnemers van haar yogagroepen zijn afgehaakt en elders lessen zijn gaan volgen. Dit betekent dat het begrijpelijk is dat [eiseres] na een periode van uitval, niet direct in staat zal zijn geweest om haar klanten terug te krijgen. Vanuit deze gedachte is het redelijk om te veronderstellen dat [eiseres] als gevolg van haar uitval gedurende het jaar 2014 inkomensschade heeft geleden. Dat uitgangspunt hanteert [A] ook in zijn rapportages.

Voor de vaststelling van die schade is het in beginsel redelijk om aan te sluiten bij het nettoresultaat dat zij over 2013 heeft behaald en het nettoresultaat dat over 2014 redelijkerwijs te verwachten was. Dat resultaat is door [A] en [X] berekend en voor 2013 bij een omzet van € 64.000,00 vastgesteld € 47.000,00. Voor 2014 komt [A] op eenzelfde resultaat terwijl [X] een omzet berekend van € 187.580,00 met een resultaat van € 147.426,00. Ter zitting kon de raadsman [eiseres] geen verklaring geven voor het (zeer) grote verschil tussen de berekening van [X] en het resultaat van de door haar (bij brief van 6 juni 2016 van mr. Van Schoonhoven) in het geding gebrachte gegevens over 2014 waaruit een te verwachten omzet over 2014 berekend kan worden van € 77.436,00 (162 x € 478,00) en een daarvan af te leiden resultaat van ongeveer € 55.000,00. Dit bedrag benadert het bedrag van € 42.000,00 dat [A] als inkomensschade aan zijn laatste afwikkelingsvoorstel ten grondslag heeft gelegd.

Voor de hoogte van de inkomensschade is het ook van belang om te kunnen beoordelen wanneer [eiseres] tot wat in staat was. De stellingen van [eiseres] zijn op dat punt niet duidelijk omdat zij over het verloop van het genezingsproces van de brandwonden niet voldoende informatie gegeven heeft, en evenmin aan de hand daarvan heeft toegelicht wanneer zij in welke mate in haar werkzaamheden beperkt was en wat dat voor haar mogelijkheden om yogales te geven betekende. Tevens is van belang wat zij ondanks haar beperkingen redelijkerwijs heeft kunnen doen, en heeft gedaan, om haar klanten zoveel als mogelijk te behouden. Ook daarover is geen informatie beschikbaar.

Verder is van belang om in aanmerking te nemen dat het springen van een glas dat bestemd is voor het drinken van hete thee, lijkt te duiden op het niet voldoen van het glas aan redelijkerwijs daaraan te stellen veiligheidseisen, en dat er gelet op de aard van de aansprakelijkheid aanleiding is voor een ruime toerekening naar redelijkheid van de schade aan het ongeval.

4.12.

Dit alles afwegende is aannemelijk dat de bodemrechter een hogere schadevergoeding voor de door [eiseres] geleden schade zal vaststellen dan het bedrag dat thans bij wijze van voorschot is voldaan. [eiseres] heeft dus recht op een aanvullend voorschot. Bij de vaststelling daarvan is tevens het incassorisico van belang. Dat is (zeer) aanzienlijk. [eiseres] heeft aangegeven dat zij geen financiële ruimte heeft om aan haar verplichtingen te voldoen en niet beschikt over enig spaartegoed.

Dit betekent dat [eiseres] recht heeft op een aanvullend voorschot van € 7.500,00.

4.13.

De voorzieningenrechter realiseert zich dat deze uitspraak voor [eiseres] , waarschijnlijk een teleurstelling is. De naar Nederlandse maatstaven uitzonderlijke omvang van haar in 2.16 weergegeven vordering verraadt zeer hoge verwachtingen. Of het recht daaraan in die mate tegemoet kan komen is hoogst onwaarschijnlijk.

Aan de andere kant zal Yogi Tea c.s. zich dienen te realiseren dat dit oordeel niet betekent dat deze voorzieningenrechter van oordeel is dat de omvang van haar aansprakelijkheid beperkt is tot het totale bedrag van het voorschot.

De voorzieningenrechter hoopt dat partijen met deze uitspraak het overleg kunnen hervatten teneinde een regeling te treffen waar zij tevreden mee zijn.

4.14.

In het voorgaande ligt besloten dat partijen over en weer in het ongelijk gesteld zijn. Het is om die reden dat de voorzieningenrechter de proceskosten zal compenseren met dien verstande dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

veroordeelt Yogi Tea om tegen deugdelijk bewijs van kwijting aan [eiseres] een voorschot te betalen van € 7.500,00;

5.2.

wijst de vorderingen tegen Allianz af;

5.3.

compenseert de proceskosten met dien verstande dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;

5.4.

verklaart dit vonnis wat betreft de onderdeel 5.1. uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2016.

type: HS/4084

coll:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature