Uitspraak
Burgerlijke zaken over 2016 Beschikking no.:
Registratienummer: 75109
Uitspraak: 4 oktober 2016
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
de stichting particulier fonds
AVAVI PRIVATE FOUNDATION,
gevestigd in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigden: mrs. C. de Bres en E.R. de Vries,
tegen
1. de naamloze vennootschap
DIMAT CORORATION N.V.,
(hierna: Dimat)
gevestigd in Curaçao,
2. de naamloze vennootschap
UNITED IRON N.V.,
(hierna: United Iron)
gevestigd in Curaçao,
3. de coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid naar het recht van Nederland
GLOBAL IRON COÖPERATIE U.A.,
gevestigd in Amsterdam, Nederland,
4. de coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid naar het recht van Nederland
GLOBAL MAT COÖPERATIE U.A.,
gevestigd in Amsterdam, Nederland,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar het recht van Nederland
CONSTRUMAT B.V.,
gevestigd in Amsterdam, Nederland,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar het recht van Nederland
IRON WORKS B.V.,
gevestigd in Amsterdam, Nederland,
verweerders,
gemachtigden: mrs. R.F. van den Heuvel en R.B. van Hees,
met als belanghebbenden:
de stichtingen particulier fonds
1. PRIVATE FOUNDATION CYGNUS,
2. PRIVATE FOUNDATION BADAL,
3. PRIVATE FOUNDATION CAELUM,
4. PRIVATE FOUNDATION CARENVAR,
5. PRIVATE FOUNDATION ALTARIA,
alle gevestigd in Curaçao,
niet verschenen.
1 Het verdere verloop van de procedure
1.1
Bij beschikking van 1 december 2015 heeft het Hof een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken bij Dimat en United Iron.
1.2
Bij beschikking van 16 december 2015 heeft het Hof de advocaat
mr. J.M. Blanco Fernández aangewezen als onderzoeker.
1.3
Op 28 april 2016 en 2 september 2016 heeft de onderzoeker gerapporteerd over de voortgang van het onderzoek.
1.4
Bij e-mailbericht van 15 september 2016 heeft verzoekster het Hof verzocht de procedure te beëindigen, omdat alle betrokken partijen tot een minnelijke regeling waren gekomen.
1.5
Bij schrijven van 17 september 2016 heeft de onderzoeker laten weten dat hij het verzoek tot beëindiging ondersteunt en een financiële verantwoording ingediend.
1.6
Bij e-mailbericht van 19 september 2016 hebben verweerders de mededelingen van verzoekster van 15 september 2016 bevestigd.
1.7
Beschikking is bepaald op heden.
2 De verdere beoordeling
2.1
Beëindiging van een eenmaal bevolen enquête staat niet ter vrije beschikking van partijen en belanghebbenden. De getroffen schikking brengt op zichzelf nog niet het einde van de procedure mee. Dat neemt niet weg dat verzocht kan worden om beëindiging van een onderzoek op de grond dat daaraan het belang is komen te ontvallen (zie HR 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO3356).
2.2
De berichten van verzoekster en verweerders worden opgevat als een zodanig (eenstemmig) verzoek. Het verzoek zal worden toegewezen. Door de bereikte schikking is er geen belang meer bij voortzetting van het onderzoek. Niet is gebleken dat enig belang zich tegen de verzochte beëindiging verzet.
2.3
Met overeenkomstige toepassing van art. 2:281 lid 1 BW en in overeenstemming met de opgave van de onderzoeker zal het Hof het bedrag dat aan de onderzoeker als kosten van het onderzoek moet worden betaald, daaronder begrepen de vergoeding van de onderzoeker, vaststellen op € 45.548,54. Dit kan de onderzoeker verhalen uit de door hem ontvangen voorschotten. Het Hof verenigt zich met het voorstel van de onderzoeker dat hij het overblijvende saldo bij helfte naar Dimat en United Iron overmaakt.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
beëindigt met ingang van heden het bij beschikking van 1 december 2015 bevolen onderzoek;
stelt het bedrag dat aan de onderzoeker als kosten van onderzoek moet worden betaald, daaronder begrepen de vergoeding van de onderzoeker, vast op € 45.548,54;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, P.E. de Kort en
T.A.M. Tijhuis, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 4 oktober 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.